*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Author Unknown journalist (to be identified)
Reference
Place
Date 1898
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p.178]\n“Socialisme en Literatuur, door HENRIETTE ROLAND HOLST.\nAmsterdam, H. J. Poutsma. 1899.\n\nLevensdoel, door ANNA KAULBACH. Amsterdam, P. N. van\nKampen & Zoon.\n\nNaast De Nieuwe Tijd, het aan de politiek en de maatschappelijke\nbeweging gewijd sociaal-democratisch maandschrift, onder redactie\nvan Henriette Roland Holst, Herman Heijermans Jr., P. van der\nGoes en H. Gorter, verschijnt bij denzelfden uitgever (J. A. Portuijn),\nals uitsluitend letterkundig sociaal-demoeratisch maandschrift, De\nJonge Gids, waarvan Herman Heijermans alléén redacteur is. Al\nlang heb ik wenschen te weten hoe sociaal-democraten van groote\nintellectueel e ontwikkeling en fijn literair gevoel als Henriette\nHolst, Van der Goes en Gorter {NB vergelijking M-V} wel denken over De Jonge Gids,\nhet tijdschrift dat mij elke maand op nieuw ergert door de opzettelijke\nbeestige vuilheid, de bandelooze bordeeltaai van de meeste\nder daarin voorkomende schetsen en novellen. Ik denk aan „Kamertjeszonde"\nvan Heijermans, later in 2 deelen verschenen, aan\nsommige gedeelten van „Diamantstad" en van „School" door Diaz,\naan „Gynaecologie" door Colyn, „Dienstmeiden" door S. Mons en\ndergelijke. Is dit de literatuur die de toekomststaat moet voorbereiden,\nde literatuur waarmee de proletariër zijn geest verrijken,\nde behoeften van zijn gemoed bevredigen moet ?\nMevrouw Roland Holst, wier bevoegdheid tot oordeelen door\nde besten harer partij wel niet gewraakt zal worden, heeft mij\n\nLETTERKUNDIGE KRONIEK. 179\nop die vraag, het antwoord gegeven in het derde hoofdstuk van\nhaar geschrift Socialisme en Literatuur.\nDe schrijfster betoogt dat het gemeenschapsgevoel krachtig werken\nmoet op het gevoel en de verbeelding van den strijdenden arbeider.\nDe grond, zoowel de ideale als de reëele, van de proletarische literatuur\nmoet, volgens haar, zijn „een nieuw helder besef van het goede,\nhet wenschelijke voor de menschen, de verheerlijking ervan, de uitstorting\nder gevoelens die dat besef opwekt, de schildering der daden\nwaartoe het leidt, de lof en de prijs der menschen die deze bedrijven,\nde beschrijving van den strijd tusschen hen en zij die dit\ngoede niet erkennen." En de gevoelsinhoud van die literatuur\nzal zijn: „verbinding van werkelijkheid en ideaal, van noodzakelijkheid\nen vrijheid, van komtemplatie en daad." In welke\nvormen die literatuur zich uiten zal? „Misschien zal zij, gelijk\nzij uit het naturalistisch proza de liefde tot de werkelijkheid,\nen uit de lyrische poëzie de diepe kennis van het gemoed in zich\nzal opnemen, ook aansluiten bij hen in den vorm, maar ze van\neen nieuw gevoel vervullen. Of misschien zal zij, rondziende in\nhet verleden naar levensvormen passend bij het hare, in de annalen\neener opstrevende klasse, die als zij eenmaal stond aan den dageraad\nder vrijheid, iets vinden wat bij haar past en het omscheppen tot\niets eigens. Wie weet; maar in welke vormen zij kome, zij zullen\nvol zijn van haar nieuwe leven, van nieuwe heroische schoonheid". . .\nDat is de verwachting. Een blijmoedig en krachtig vertrouwen\nin de verwezenlijking van hunne idealen, dat men telkens bij de\nsociaal-democraten aantreft en dat hen staande houdt in zoo menigen\nstrijd, spreekt ook uit deze bladzijden. Wel is er nog veel\nonduidelijks in; wel zou men de schrijfster uit de letterkunde\nvan deze of van vroegere tijden een voorbeeld hebben willen zien\nkiezen van een literair kunstwerk, dat zij het ook slechts enkele\nvan de voorwaarden verwezenlijkt die men aan de kunst der sociaaldemocratie\nmeent te moeten stellen, maar één ding is zeker: van\nlitteraire kunst werd tot heden toe niets voortgebracht wat de\npartij als haar literatuur kan erkennen. „Zoo goed als niets wat\nwij proletarische kunst kunnen noemen" •— zoo staat er — „kan\nin de schaduw der beste burgerlijke staan; er is weinig wat dennaam\nvan kunst zelfs waard is, waarin de schoonheid niet vergeten\nwerd om de strekking en waaraan de verbeelding niet voorbijging\n\n180 LETTERKUNDIGE KRONIEK.\nzonder met haar greep de voorstelling te tillen tot boven de grenzen\nvan propagandistisch geschrijf."\nHoe dat te verklaren? Ten eerste door den gedrukten toestand\nwaarin het proletariaat nog verkeert. Ten tweede door de macht\nder traditie; in het maatschappelijke gaat het proletariaat eigen\nwegen ; in zijn smaak volgt het nog de burgerlijke traditie, maar\nvergrofd en verslapt; het houdt de kunst, die schijnbaar het\ndichtst bij haar staat, het democratische proza-naturalisme, voor\nz ij n kunst. En dan is er, volgens mevrouw Holst, nog een derde\noorzaak, direct wortelend in het heerschende stelsel van voortbrenging:\nzooals de proletariër zich voor zijn lichamelijke behoeften,\nonder het heerschende stelsel, moet tevreden stellen met de goedkoopste,\nminst waardige producten, moet hij het ook voor zijn\ngeestelijke behoeften doen; ook hier moet hij zich met surrogaten,\nmet vierde en vijfde-rangsproducten voeden, met een spijs die\nlangzaam werkend vergif is.\nZal de sociaal-democratie zich misschien moeten troosten met de\ngedachte dat het beter is schoonheid te doorleven zonder haar\nbuiten zich te kunnen afbeelden dan andersom? De schrijfster\ngelooft het niet; zij wijst op één teeken, waardoor de hoop gewekt\nwordt dat „het proletariaat misschien spoediger dan verwacht\nwordt de leiding ook in kunst in zijn handen zal nemen —•\nlangs andere dan de wegen die de burgerlijke kunst gaat." En\ndat teeken ziet zij in de socialistische pers, die, naar de bewering\nvan schrijfster, „op dit oogenblik hoog boven de burgerlijke staat"\nen dat wel door hare innerlijke hoedanigheid: „konsekwentie van\nbeginsel, samenstemming dus tusschen woorden en handelingen, en\nkracht van uitdrukking dier beginselen, samenstemming tusschen\ngevoel en woord" — zaken, waarin, volgens Henriette Roland\nHolst, de burgerlijke pers jammerlijk te kort schiet....\nZal de sociaal-democratie misschien langs den weg van de pers\nzich opheffen tot een nieuwe kunst „en de bespreking van het\ndagelijksch gebeur omscheppen tot schoonheid ?" Ik help het\nwenschen, omdat elke nieuwe vorm van schoonheid, waar hij ook\nzijn oorsprong neme, mij welkom moet zijn.\nVoor mijn doel echter is het op het oogenblik genoeg, te weten\ndat sociaal-democraten als de auteur van dit geschrift — en ik\nverwacht dat mannen als Van der Goes en Gorter ook hierin aan\n\nLETTERKUNDIGE KRONIKK. 181\nhare zijde zullen staan —• niet gediend zijn van de quasi-socialistische\nliteratuur, die in De Jonge Gids door Herman Heyermans\nen zijn trawanten gekweekt wordt.\nWelke geschriften Henriette Roland Holst op het oog heeft,\nwaar zij spreekt van werk „waaraan de verbeelding voorbijging,\nzonder met haar greep de voorstelling te tillen boven de grenzen\nvan propagandistisch geschrijf," en of zij daaronder ook de romans\nbegrijpt, geschreven met het kennelijk doel de partij te verdedigen\nen te verheerlijken, durf ik niet te zeggen.\nZeker is het dat, waar dergelijke geschriften, ook afgescheiden\nvan hunne kunstwaarde, door hunne strekking bijzonder de aandacht\ntrekken, het gevaar niet gering is dat wie de strekking\ntoejuichen, als vanzelf en zonder er zich rekenschap van te geven,\nin hun oordeel over de letterkundige waarde van het boek een\nongewone toegevendheid aan den dag leggen.\n\nMet mevrouw Goekoop en Cornélie Huygens treedt Anna Kaulbach\nals „dritte im Bunde" {NB vergelijking V-V} om in romanvorm de sociaal-democratische\nbeginselen te helpen verbreiden. […]”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
In this reception

No persons found

Via received works
Socialisme en literatuur Henriette Goverdine Roland Holst - van der Schalk