| Notes |
['[p.41]\n“Rousset (4e deel blz. 188—189)\nberoept zich op madame de Sévigné, om de denkwijze in Frankrijk\nover Jakobus en zijne vrouw aan te duiden:\n"Met die koningin is men ingenomen," zeide madame\nde Sévigné; "zij heeft veel geest; alles wat zij zegt is verstandig\nen waar. Met haar man is dat anders; moed heeft hij wel,\nmaar een alledaagsch verstand; wat er in Engeland gebeurd is\nvertelt hij op zoo ongevoeligen toon, dat men met hem te\ndoen heeft. Hij is niet kwaad, en woont alle vermaken van\nVersailles bij." (Brief van den 11den Januari 1689.)\nWat later, gewagende van een souper dat de hertog de Chaulnes,\nde gouverneur van Bretagne, aan Jakobus II gaf, zeide madame\nde Sévigné nog: "die koning heeft gegeten, alsof er geen prins\nvan Oranje op de wereld was;" en dadelijk daarop zegt zij, bij\nwijze van tegenstelling : "wat een weêrgasche kerel is toch die\nprins van Oranje! Als men nagaat, dat hij alleen heel Europa\nin rep en roer brengt! Wat een schitterende ster! (quelle\nétoile!"). (Brief van den 11den Maart.")”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
|