J.H.C. Heijse *Art. in De Gids ARTICLE

Title J.H.C. Heijse *Art. in De Gids
Is same as work J.H.C. Heijse *Art. in De Gids
Author Johan Hermann Christian Heyse
Reference
Place
Date 1880
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p.372]\n“E. Lynn Linton. Te duur gekocht ? Uit het Engelsch\ndoor Mevrouw Teding van Berkhout—Chappuis. Haarlem,\nde Erven F. Bohn, 1878.\n\nIn vlammend schrift. Een verhaal van Florence Marryat.\nUit het Engelsch door C. Baarslag. Amsterdam, P. N.\nvan Kampen en Zoon, 1879.\n\nMrs. Edwardes, Jet. Haar gelaat of haar fortuin ?\nUit het Engelsch door H. T. Chappuis. Sneek, J. E.\nvan Bruten, 1879\n.\n[…]\n\nBij het heir van vertaalde romans, dat ten onzent verschijnt en\naan de tijdschriften wordt, toegezonden ter bespreking, is het ondoenlijk,\nom aan elke uitgave op dit gebied in dien zin recht te\n\nBIBLIOGKAPHISCH ALBUM. 373\nlaten wedervaren, dat de aankondiging tijdig plaats heeft. Immers\nafgezien van andere oorzaken, die de behandeling vertragen, gedoogt\nde ruimte onzer maandwerken niet, dat de behandeling met\ngewenschten spoed geschiedt.\nMoge deze opmerking mij eenigermate tot verschooning strekken\nbij die heeren uitgevers, welke klagen, dat de voortbrengselen hunner\npers soms zoo laat in "de Gids" besproken worden. In elk geval\nkan ik toch maar een deel van de schuld op mij nemen, en dat\nnog wel met de noodige reserve.\nEen vijftal vertaalde romans ligt al geruimen tijd op bespreking\nte wachten : twee daarvan zijn uit het Hoogduitsch, de drie andere\nuit het Engelsen ten onzent overgebracht. De vruchten van Engelschen\nbodem zijn van bekende auteurs, en kunnen dus in zekeren\nzin vluchtig behandeld worden, daar in menig opzicht kan verwezen\nworden naar vroeger gemaakte opmerkingen. Mevr. Lynn\nLinton heeft door haren eersteling Joshua Davids ten onzent eenige\nvermaardheid gekregen, en is, ook wat hare latere romans betreft,\ngeen vreemdelinge onder ons. Eene oude bekende, in den zin dien\nwij gemeenlijk daaraan hechten, mag zij echter met het oog op het\nalgemeen niet heeten; want het oordeel over haar is zeer uiteenloopend.\nHaar eersteling ontmoette dwepende bewonderaars zoowel\nals heftige bestrijders; zoo is het tot op zekere hoogte met al hare\ngeschriften gegaan, met dien verstande echter, . dat het aantal der\ndwepers wel niet toegenomen, en de sympathie voor haar werk\nbij sommige vrienden wel ietwat bekoeld is, al wordt haar van die\nzijde ook nooit of nimmer talent ontzegd. Men meent — en ik\nschaar mij gaarne onder die "men" — dat zij gaandeweg te veel\ngeschreven heeft en daarbij waarlijk niet vooruitgegaan is; dat zij,\nwat de vinding betreft, niet is vrij te pleiten van eentonigheid,\nen zich gemeenlijk al heel weinig bekommert om de werkelijkheid,\nweshalve vele harer scheppingen nevelgestalten docli geen\nwezens van vleesch en bloed zijn. Daar zijn er ook die haar van\ncynisme beschuldigen en van een doodelijken, soms ietwat kinderachtigen\nhaat, waarmede zij de kerk en al het kerkelijke rusteloos\nvervolgt. Om dit laatste billijk en naar waarheid te beoordeelen\nzou men de kerkelijke toestanden in Engeland naar behooren dienen\nte kennen; maar sommigen zijn wat al te fijngevoelig op dit punt, om\nzich te willen of te kunnen indenken in de omgeving van anderen.\n\n374 BIBLIOGEAPHISCH ALBUM.\n*\nHet zij hoe het zij, tegenover den nu genoemden roman dezer\nschrijfster behooren zeker de meeste grieven te verstommen. Cynisch\nis dit boek volstrekt niet, maar integendeel vol poëzie: het is lief\ngedacht en flink afgewerkt. Van kerkvervolging of haat tegen het\nkerkelijke is hier in het minst geen sprake: heilig vuur en inspiratie\nspreken uit menige bladzijde weldadig tot ons gemoed. Een\neenvoudig huiselijk tafereel kan het niet gezegd worden te teekenen,\nwant de toestand is geenszins alledaagsch; maar afgezien daarvan\nbewegen wij ons in het gewone leven en niet in een droomwereld.\nIn eene kleine Engelsche provincie-stad heeft zich eene gehuwde\ndame met twee kinderen gevestigd, over wier verleden een geheimzinnig\nwaas ligt. Als zij eenigen tijd zeer teruggetrokken geleefd\nheeft, verschijnt haar echtgenoot, van wien gezegd werd, dat hij jaren\nlang buitenslands had vertoefd. Die echtgenoot echter kwam uit de\ngevangenis, waar hij wegens valschheid in geschrift een langdurigen\nstraftijd had ondergaan. Dewijl het misdrijf gepleegd werd, toen\nde kinderen nog heel jong waren, was dit ook voor hen verborgen\ngebleven, en de trouwe gade hoopte, dat zulks steeds \'t geval zou\nzijn. Een noodlottige samenloop van omstandigheden brengt het\ntreurig verleden aan het licht en doet allerlei verwikkelingen ontstaan.\nDe zoon zelfs verloochent zijnen vader en bejegent zijne\nmoeder op weinig liefdevolle wijze. Het publiek keert aan den\nmisdadiger en zijne familie den rug toe, met het onbillijk verwijt,\ndat zij zich op onwaardige wijze in fatsoenlijke kringen hebben ingedrongen.\nToch komt ten slotte veel terecht en treden enkele personen,\njuist door deze verwikkeling, in een zeer aantrekkelijk licht.\nDe teekening van sommige personen, tafereelen en toestanden bewijst,\nzoo wij het niet van elders wisten, dat de schrijfster een\nvrouw van talent is. Al moge men hier en daar eenige aanmerking\nmaken op de houding der heldin des verhaals, die door de opofferende\nliefde voor haren schuldigen man de belangen harer kinderen\nwel ietwat te veel uit het oog verliest, de schrijfster weet onze\nsympathie voor deze hare schepping te winnen, en niet minder voor\nde dochter dezer vrouw en dier geliefde. Om strekking en inhoud\nbeide durf ik het boek veilig ter kennismaking aanprijzen, te meer,\ndaar het zoo gelukkig vertaald werd. De hoofdinhoud is geteekend\nin het motto, dat wij aan den aanvang lezen:\n\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM. 375\n\nHem, die nit liefde heeft verkoren\nWat men op aard\' het droevigst vindt,\nIs tienwerf meer geluk beschoren\nDan hem, die nimmer heeft bemind.\nBen bron is in zijn hart ontsproten\nVan loutrend, nooit gekend genencht;\n\'k Dank God voor wat ik heb genoten\nDoor zulk een heiige lijdensvreugd.\n\nIk kom tot nommer twee, een boek van Florence Marryat.\nNiemand, die iets van deze schrijfster gelezen heeft, zal ontkennen,\ndat hare romans talent verraden en in menig opzicht zich gunstig\nonderscheiden van vele voortbrengselen op dit gebied. Indien dat\noordeel niet meer positief klinkt, dan worde zulks daaraan toegeschreven,\ndat men in de scheppingen dezer romandichteres gedurig\nstuit op allerlei onwaarschijnlijkheden, hetzij in de intrige hetzij\nin de karakterteekening. Bij meer eenvoud zouden hare romans\nontegenzeggelijk winnen; maar het is of zij zelve niet begrijpt of\nniet begrijpen wil, dat zij geen kunstgrepen behoeft te doen, om\ngelezen te worden. Als zij geheel zich zelve was en minder aan\nhet publiek dacht, ten minste niet aan dat publiek, hetwelk tuk is\nop sensatie, dan geloof ik, dat zij meer wezenlijk succes zou hebben.\nEene breede ontleding te geven van den tegenwoordigen roman\nkomt mij niet in de gedachten, doch reeds een vluchtige schets zal\nvoldoende wezen, om het gezochte en ingewikkelde der intrige duidelijk\nte doen uitkomen. Het begin speelt in een Italiaansche stad\nen doet ons getuige zijn van den plotselingen dood eens Engelschen\nkunstschilders, wiens eenig kind moederloos was en dus verlaten\nachterblijft. Een toevallige omstandigheid is oorzaak, dat de Engelschman\neven vóór zijn dood een brief heeft geschreven aan zijne eenige\nzusier, de vrouw van een landbouwer in Engeland, met wie hij jaren\nlang schriftelijk noch persoonlijk eenige aanraking had; doch juist die\nbrief is aanleiding, dat de wees bij zijne bloedverwanten komt en zoo\naan de mishandelingen van zijnen oom, een ruwen, slechten, door en\ndoor zelfzuchtigen boer wordt blootgesteld. Trots al datgene, wat hij\ndaar heeft te verduren, ontwikkelt de knaap zich ten goede, dank\nzijn natuurlijken aanleg, en wordt een zegen voor de beide kinderen\nvan zijnen pijniger, aanvankelijk vooral uit liefde voor de nagedachtenis\nzijner tante, die betrekkelijk korten tijd na zijne aankomst\nop de hoeve sterft. Vooral trekt onze held zich het lot aan\n\n376 BIBLIOGKAPHISCH ALBUM.\nvan zijnen neef, die onder de verkeerde leiding zijns vaders zich\nalles behalve gunstig ontwikkelt. Als de wees meerderjarig geworden\nis en onafhankelijk door het bezit van eenig fortuin naar Italië\ntrekt, om daar op het voetspoor zijns vaders de kunstenaarsloopbaan\nte volgen, neemt hij zijn beschermeling met zich mede. Toen\nhet echter bleek, dat deze daar geen geschikten werkkring kon\nvinden, reisde onze held met en ter wille van dien neef naar Java,\nwaar beiden door bemiddeling van een Italiaanschen pastoor, een\noud vriend van den vader van onzen held, eene betrekking hebben\ngekregen. De neef, die als erfgenaam van zijns vaders ondeugden\nen wellicht onder den invloed van diens mishandelingen reeds op\njeugdigen leeftijd van ongunstige zijde zich deed kennen, blijkt weldra\neen volleerde misdadiger te zijn, weshalve onze held hem verlaat\nen naar Europa terugkeert. Er zijn in dezen roman enkele\ngoede karakterschilderingen, maar \' ook misteekende figuren. Men\nvindt hier keurig gepenseelde bladzijden, maar ook zeer gezochte\nbeschrijvingen, alleen op^\'effekt berekend. Pessimisme en fatalisme\nspelen een niet geringe rol, terwijl,, mirabüe dictu, als derde in dezen\nbond ook het bijgeloof verschijnt. De hoofdpersoon bezit zeker\nonze sympathie; alleenlijk is het te bejammeren, dat hij soms zoo\nweinig flink en doortastend is. De liefhebbers van sensatie-romans\nzullen in dezen roman bevrediging vinden, doch ook zij die iets\nanders zoeken. De laatsten zullen het echter bejammeren, dat deze\nin menig opzicht goede roman door allerlei kunstgrepen min of\nmeer bedorven is en den wensch uiten dat Florence Marryat gaandeweg\nmeer hare ware kracht leere begrijpen en tot eenvoud en\nnatuurlijkheid terugkeere. Wij zullen haar dan gaarne weder ontmoeten,\nvooral als de vertolking, gelijk nu \'t geval was, aan bekwame\nhanden wordt toevertrouwd.\nOok de schrijfster\' van den derden roman, die aan \'t hoofd dezer\nregelen genoemd werd, is geen vreemdelinge voor het romanlezend\npubliek in Nederland. Sommige der door haar uitgegeven geschriften\nwerden met ingenomenheid begroet en vonden eene zeer gunstige\nbeoordeeling, getuige o. a. wat in het Januari-nommer van dit\ntijdschrift over haar "Daphne" gezegd is. Laatstgenoemd boek\nheette daar allerbevalligst van vorm, aardig opgevat, los en bevallig\nweergegeven, en werd min of meer vergeleken met een uitnemend\nverhaal van den gunstig bekenden William Black. Volgaarne leg\n\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM. 377\nik mij bij dat oordeel neder. Of nu het verhaal, hetwelk thans\nvoor mij ligt, hare reputatie verhoogen zal, betwijfel ik. Zeker\nworden er romans van veel minder allooi in de wereld gezonden,\nmaar iets beters dan deze negatieve loftuiting durf ik daaraan niet\ntoekennen, te minder, nu zich hier een zwak vertoont, hetwelk ook\nandere scheppingen van Mrs. Edwardes aankleeft, dat namelijk sommige\ndoor haar geteekende figuren al te zeer de speelbal van\nhet lot zijn en niet toonen te begrijpen, hoe de mensch in menig\nopzicht de formeerder van zijn bestaan kan wezen. Wij ontmoeten\nhier louter menschen, die gedreven worden of zich laten drijven\ndoor machten buiten hen, maar geen enkele krachtige persoonlijkheid,\ndie weet en doet wat hij wil. Jet, de hoofdpersoon die haren\nnaam aan den roman gaf, is eene aardige in menig opzicht aantrekkelijke\nverschijning, die ons bij haar eerste optreden toeschijnt\neen vrouw van karakter te zijn. Gekluisterd aan haren ingebeeld\nzieken, door en door egoïstischen vader, die de wereld rondreist\nvoor zijne kwalen, zou de negentienjarige, indien zij getrouw\ngebleven ware aan haar aanvankelijk optreden, eene aardige tegenstelling\nhebben gevormd met haren karakterloozen reisgenoot. Ook\nzij stelt ons te leur en blijkt spoedig weinig degelijk en zelfstandig\nte zijn. Een hartelooze fortuinzoeker, een gewezen geestelijke\ndie de slaaf en de speelbal eener oude vrouw is, omdat\nzwakheid en beginselloosheid hem verhinderen zelf zijn weg\ndoor het leven te vinden, maakt aan Jet zijn hof, misleid als hij\nis door \'t gerucht, hetwelk zijne uitverkorene tot rijke erfdochter\nstempelt, terwijl zij in tegenstelling met hare halve zuster arm is.\nWanneer te goeder of te kwader ure de vergissing uitkomt, en\nde fortuinzoeker Jet verlaat voor zijne coquette oude meesteres, kniest\nde heldin zich half dood om den nietswaardige, wiens karakter\nzij toch ten volle heeft kunnen doorgronden. Of zij ten slotte zich\nlaat troosten door haren vroeger afgewezen aanbidder, is nog onzeker\naan het slot van den roman. Ook deze echter kan onze volle\nsympathie niet winnen, dewijl gemis aan flinkheid en degelijkheid\nook zijne goede eigenschappen in de schaduw stellen. Misschien\nzou de schrijfster, zoo zij deze aankondiging las, mij toevoegen,\ndat zij zoodanige figuren wilde teekenen, en ik het recht\nniet heb, haar in deze de wet te stellen. Het laatste is waar, en\nhet eerste waarschijnlijk, met het oog op den kring waarin haar\n\n378 BIBLIOGRAPHISCH ALBUM.\nverhaal speelt, een badplaats vol ingebeelde zieken, fortuinzoekers en\nnietsdoeners; maar ik veroorloof mij dan de opmerking, dat nergens\nenkel licht of enkel schaduw wordt aangetroffen; dat er dus ten\nminste eenige tegenstelling behoorde te zijn. Wat het teekenen\nder ontzenuwde en ontzenuwende maatschappij betreft, die de\nschrijfster ons voor oogen brengt, daarin is zij uitnemend geslaagd,\nen het kan haar niet verweten worden, als deze of gene lezer soms\nbehagen blijft scheppen in zoodanig leven of in zulk eene maatschappij.\nWerd echter de door mij gewenschte tegenstelling niet\ngemist, dan meen ik, dat de afkeer, dien de schrijfster blijkbaar wil\nopwekken, nog sterker zou wezen; immers dan viel ook de laatste\nuitvlucht weg, die sommigen nog kunnen doen gelden door te zeggen :\n"de hier geteekende maatschappij is een fantasiebeeld en geen werkelijkheid".\nDe vertaling geschiedde met zorg, zoodat uit dien hoofde\nde roman alle aanbeveling verdient. Men versta mij goed: ook\nwat den inhoud betreft, wil ik de kennismaking niet ontraden, maar\nhoofdzakelijk doen gevoelen welke de zwakke punten van dit boek\nzijn, opdat men met het oog op de schrijfster niet teleurgesteld\nworde bij de lezing.”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
comments on work Written in fire
In this reception

No persons found

Via received works
Written in fire Florence Marryat