*Mention of Eliot in art.: Letterkunde *Mention of Eliot in art.: Literature ARTICLE Netherlands
Title | *Mention of Eliot in art.: Letterkunde *Mention of Eliot in art.: Literature |
---|---|
Is same as work | *Mention of Eliot in art.: Letterkunde |
Part of work | |
Author | Conrad Busken Huet |
Reference | |
Place | Netherlands |
Date | 1863 |
Quotation | |
Type | ARTICLE |
VIAF | |
Notes | ["[p.111]\nIn het hoofdstuk: Pourquoi l'éclectisme a-t-il réussi, deel uitmakend van zijne studie over de fransche wijsgeeren der 19de eeuw, beweert Henri Taine, in eene vlaag van vooringenomenheid met den gang der moderne wetenschappen en met haar terugkeeren tot de methode van waarneming en analyse, dat Henri Beyle, de bij zijn leven enkel onder den naam van Stendhal bekende romanschrijver, de grootste psycholoog geweest is van deze en van de laatstvoorgaande eeuwen. Doch al beweer ik niet dat Beyle minstens de helft van dien roem aan George Eliot behoort af te staan [*J15], ik heb, ook zonder dat ik voortga Tito Melema op zijne duistere wegen te vergezellen, uit het jongste kunstgewrocht der engelsche romancière genoeg medegedeeld om te mogen zeggen dat ook weder deze nieuwe roman van haar een dokument van hare roeping is. ‘Si vous n'avez pas ces visions,’ roept Taine aan den magteloozen historieschrijver toe, ‘si vous n'êtes pas obsédé par les tout-puissants fantômes des morts que vous voulez rendre à la lumière, si les personnages ressuscités n'habitent pas votre esprit, avides d'en sortir et de rentrer dans la vie, n'essayez pas d'être peintre.’ Doch niet slechts bezit George Eliot die kunstenaarsgave; haar die minder nog een bezitten dan wel eene soort van bezetenzijn is en zonder welke ook in de bellettrie enkel doodgeboren kinderen ter wereld komen. De psychologie is bovendien hare speciali-\n\t\n[p. 112]\n\nteit, en mij is in den tegenwoordigen tijd geen romanschrijver bekend die haar te dien aanzien overtreft. Met opzet gewaag ik hier van ziel- en niet van zedekunde [*J9]. Het is onmogelijk dat eene getrouwe reproductie van hetgeen omgaat in het gemoed ook van zeer slechte menschen een onzedelijken indruk zou te weeg brengen. Doch terwijl niets gemakkelijker is voor een romanschrijver dan tevens moralist te zijn, vereischt het andere, dat waarin George Eliot uitmunt, de hoogste inspanning van al de beste krachten van den geest. [...] Doch haar ‘Adam Bede’ is in één woord een onsterfelijk boek [*K5]. Tot het nemen van dien magtigen sprong heeft zij zich voorbereid door het schrijven der ‘Scenes of Clerical Life’, op één na haar meesterstuk. Reeds in deze drie novellen toont zij de voldragenheid van haar oordeel, al den rijkdom van hare verrassende menschenkennis [*J5], de volle schoonheid van haar bewonderenswaardigen stijl. Elke bladzijde is volmaakt geschreven [*A5]. [...] Twee zondaressen, George Eliot en George Sand, zijn uitverkoren geworden om aan de regtvaardigen van ons geslacht den weg te wijzen naar het koningrijk der kunst.'\n\n[p.114]\nOok waar de schrijfster over staatkunde handelt, en haar historisch personeel brengt haar daartoe in de noodzakelijkheid, blijft zij\n\t\n[p. 115]\n\nzoo algemeen dat men alleen door den klank der eigennamen van personen en plaatsen herinnerd wordt aan een bepaald tijdvak uit de geschiedenis van een bepaald volk. [...] Deze politieke opmerkingen dragen eene lokale kleur; meer niet. Zij kunnen onjuist zijn zonder te schaden aan de waarde van den roman. Doch vooral op godsdienstig terrein gevoelt men zich hier volkomen te huis [*I1/11]\n\n[p.118]\nOok moet men niet meenen dat het voortdu-\n\t\n[p. 119]\n\t\nren van de worsteling der beginselen een teeken is dat de strijd nog in het leven van geen enkel bijzonder persoon geleid heeft tot verzoening en vrede. Er worden integendeel een aantal individuen aangetroffen, en Romola Bardo is daarvan de type, die langs den weg van smartelijke lotgevallen en bittere gemoedservaringen tot de verborgenheid dier hoogere eenheid doorgedrongen zijn. Dit is, indien men het zoo noemen wil, de les van dezen roman [*K11]. [...] En Tessa? zoo vragen mijne lezers. Ik antwoord: En Baldassarre Calvo dan? Werkelijk toch moet ik mij hier bepalen tot de mededeeling dat deze beide karakters tot George Eliots gelukkigste conceptien behooren. [*F4]\n\n[p.120]\nDe engelsche letterkunde der 19de eeuw, meer bepaaldelijk de engelsche roman en het aandeel van de engelsche vrouwen daarin, behoort tot de zeer merkwaardige gebeurtenissen van onzen tijd. In vergelijking daarmede zijn de gaven en de populariteit van Dickens en Thackeray, van Bulwer en Kingsley, hoe zeldzaam ook en hoe eenig in hunne soort, nogtans een normaal verschijnsel. In elke eeuw en in alle landen pleegt het mannelijk genie, hoogstens in gezelschap van een klein getal uitstekende vrouwen, aan de spits der litteratuur te staan. Doch dat jonge dames van vierentwintig jaren eene gansche keurbende van schrijfsters vormen wier boeken in een oogwenk tijds over twee werelddeelen verspreid en in tienduizenden van huisgezinnen gelezen worden - dit is om met Captain Cuttle van te zeggen: ‘Take a note of it.’ Met eenigen schroom beken ik dat mij het orgaan ontbreekt, noodig tot waardering van romans als die van Miss Mulock, Miss Yonge, en sommigen harer zusters. Aangaande Miss Yonge, die twee romans in het jaar plagt te schrijven en 1000 pond sterling voor het stuk ontving, vind ik ergens aangeteekend dat de gave om het woord te rigten tot de beschaafde jeugd, om in waarheid en met waardigheid tot haar te spreken over de heiligste onderwerpen, haar gemoed en hare eeuwige belangen rakende; en om dit te doen in zoodanigen vorm dat zij met gretigheid luistert naar wijzen raad en ijverig is in het vormen van goede voornemens, een talent onderstelt dat geene vrouw bezitten kan of zij moet gerekend worden te behooren tot de zeer uitnemenden van haar geslacht: ‘A high endowment seldom to be found in any but very superior women.’ Deze opmerking is ongetwijfeld volkomen waar; doch niemand zal loochenen dat men eene voortreffelijke vrouw en eene vaardige schrijfster kan zijn zonder daarom hooge eischen te stellen aan de kunst. Uit dezelfde bron, een engelsch biograaf van den tegenwoordigen tijd, verneem ik aangaande Miss Mulock dat hare romans vooral in den smaak der mannen vallen, hetgeen te opmerkelijker is omdat al hare mannen-karakters een vrouwelijken stempel dragen: ‘Her men all love like women.’ Mijn zegsman voegt er bij: ‘But when such a woman is the author, would we have them love like men?’ Dit is zeer\n\t\n[p. 121]\n\t\n\nhoffelijk; doch men moest geene kwestie van karakter maken van hetgeen enkel en alleen eene kwestie is van talent. Ik houd Miss Mulock voor eene allerliefste vrouw, en indien Jong Holland het Kanaal overstak om naar deze zachte britsche hand te dingen, zou ik, indien hij slaagde, het huwelijk van ganscher harte toejuichen en geene enkele poging wilde aanwenden om de geboden te doen schutten. Wie was niet gaarne de John Halifax die zulk een prijs verwierf, met den titel van ‘Gentleman’ en het gekapitaliseerd honorarium van een tiental veelgelezen romans daarenboven? Doch zoolang de aarde zal blijven draaijen om hare as, zoolang zal de kunst ook eischen dat de liefde van een man worde voorgesteld als de liefde van een man. Daarom geef ik voor mij, onder de engelsche romancières, de voorkeur aan Lady Tautphoeus, wier beijersche naam niet verhindert dat ‘Cyrilla’ en ‘The Initials’ de prettigste engelsche boeken zijn die men voor tijdverdrijf lezen kan; de voorkeur aan Charlotte Brontë, wier ‘Jane Eyre’, wier ‘Shirley’, wier ‘Villette’ een trio van kroonen vormen waar menige Paus haar om benijden mag; de voorkeur bovenal aan George Eliot. Hier worden u onder den naam van gebraad geene meelspijzen voorgezet. Hier smaakt de vonkelende wijn niet naar suiker-water met een scheut fleur d'orange er in. Hamilton, Rochester, Arthur Donnithorne, ziedaar minnaars van vleesch en bloed. Vrouwelijken hartstogt? zoek dien bij Hildegarde, bij Lucy Snow, bij Romola. Deze beelden prenten zich onuitwischbaar in uw gemoed, zij maken zich meester van uwe imaginatie, zij vervolgen u, zij spoken in uw brein; en nog geen jaar geleden ben ik niet zonder blaker naar bed durven gaan, omdat ik tot in het holle van den nacht had zitten lezen in ‘Jane Eyre.’ Hetgeen intusschen slechts een nieuw bewijs is van hetgeen ik reeds zeide, dat een aantal engelsche vrouwen van den tegenwoordigen tijd, hare mededingsters aan gene zijde van den Oceaan niet eenmaal medegerekend, op onze europesche zamenleving een verwonderlijken en magtigen invloed uitoefenen.\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))\n\nstandardizingsept12AsK\nJudgment/evaluation :\n-\tPositive about author\n-\tPostive about work\n\nTaking the author seriously :\n-\tMention of success\n\nComparisons to/mentions of other women authors :\n-\tIn positive sense (for this author): Charlotte Brontë, Lady Tautphoeus\n-\tIn positive sense (for both): George Sand (also Brontë and Tautphoeus, in a sense)\n\nVergeleken met mannelijke auteurs (Stendhal/Beyle; Dickens; Thackeray; Bulwer; Kingsley) Creëert een groep vrouwelijke Engelse schrijfsters, met Eliot aan kop. Verder Mulock, Young. (JW)\nVergeleken/op een lijn gesteld met vrouwelijke auteur (George Sand) (JW)\nHistorische roman wil hij niet als genre bespreken, maar CBH prijst Jacob van Lennep, Bosboom-Toussaint en H.J. Schimmel.\nDringt erop aan van literatuur geen genderkwestie te maken."] |
No works found