*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Author Everardus Johannes Potgieter
Reference
Place
Date 1844
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['Author E.J.P(otgieter)\nart. on dutch translation\n(also via scriptie Francien Petiet, UvA, 2002 – jws 11 05)\n\n[p.115]\n“I. De Dochters van den President. Verhaal van eene Gouvernante,\ndoor FREDERIKE BREMER. Groningen, w. VAN BOEKEREN.\n1842. 8°.\nII. Nina. Een verhaal van FREDERIKE BREMER. In twee Deelen.\nGroningen, w. VAN BOEKEREN. 1842. I en II. 8°.\nSedert wij in een paar nommers van den achtsten jaargang\nvan dit tijdschrift (1842, N°. VI en N°. VII — bl. 329—340,\nen bl. 390—402) drie werken van FREDERIKE BREMER aankondigden\n, zagen de bovenvermelde vertalingen van anderen arbeid\ndier schrijfster ten onzent het licht. Heuschelijk vertrouwde de\nïedacüe van de Gids de vermelding van deze derzelfde hand\n\n[p. 116] ALBUM.\ntoe, welke zich van die der vorige naar vermogen kweet\'; ons\ntreffe derhalve het verwijt, dat dit zoo laat geschiedt, als de\nvolgende verontschuldiging niet gelden mag. Ons eerste verslag\nvan het talent der gevierde Zwecdsche had ons zoo veel geduld\nvan onze toehoorders doen vergen, dat de bescheidenheid gebood\n, het tweede in weinige woorden uit te brengen; onderstel,\ndat de lezing der latere voortbrengselen van haar vernuft\nons bevestigde in het gevoelen daarover, uit de \'eerste opgevat,\nen gij ziet mij in het prettig dilemma: óf der redactie de boeken\nterug te zenden, óf mij zelvcn te goed te doen op eenen gelukkigen\ngis. Het is waar, er bleef een middel over, mij er uit te\nredden, een middel, ten onzent aan de orde van den dag, een\nmiddel, dat magtig makkelijk is: n i e t s t e doen; en ik greep\nhet aan, —peccaei.\'\nAch! die lastige aanmaningsbrieven — dat ik er niet aan gedacht\nhad, toen ik » De Dochters van den President," en nJVtna"\nzoo prettig zat te lezen!\nIntüsschen , tijd brengt raad: MARY HOWITT vertaalde voor hare\nlandgenooten de werken der schrijfster van Huisselijk Lief en\nLeed en de Buren, in het Engelsch; zelfs de Yankees lazert\nFREDERIKE BREMER — of zij haar lief kregen, is eene andere vraag —\nen critici bij de vleet, Britsche en Amerikaansche, beoordeelden\nen prezen haar. Hebt gij-er tegen, dat ik u ditmaal, in stede van\nmijn gevoelen, de beschouwing van een der Engelsche tijdschriften\nover de onderhavige werken mededecle? Gij redt er mij\nmede uit het dilemma; ik verbeeld mij, dat ik u knikken zie.\n«FREDERIKE BREMER," zegt een der scherpste, en bij eenen medearbeider\naan de Gids is die eigenschap eene aanbeveling,\n» FREDERIKE BREMER streeft er naar, door tafereelen uit het dage-\n»lijksch leven , de menigte te onderwijzen, te beschaven, op te\n«heffen, terwijl zij deze vermaakt. Het geheim, waardoor zij slaagt,\n«schuilt in de waarheid harer teekening. Hare romans bevelen\n»zich niet aan door de kunstige verwikkeling van den knoop; zij\n«doen het zich evenmin door het vreemde der zeden,- of hel\n«verrassende des tooneels ; het zijn karakterschetsen van u en mij,\n«het zijn opmerkingen over Jeven en lot. De gebreken, welke\n«wij in vroegeren arbeid der schrijfster gispten, vallen in deze\n«werken nog meer in het oog. Onze belangstelling verdeelt zich,"\n«door het overgroot aantal personen, welke wij zien optreden;\n«de contrasten zijn soms zoo sterk, dat wij ons niet kunnen ver-\n«klaren, hoe het gezond verstand en de fijne smaak der begaafde\navrouw er vrede mede hebben kon. Ei\' is Duitsch kunstenthu\n\n[p. 117] ALBUM. \nnsiasme in de Dochters van den President [geestdrift, die de armen\n»in wieken verkeert, en de lenden met de ellebogen slaat, tot\n»men waant, dat men warm wordt]; er is Zweedsch mysticisme\n»in Nina [waarbij wij vruchteloos eene wijle ons best doen mede\n»toe te zien, daar ons de dwarreling der sneeuwbui ten laatste\n«toch verpligt de oogen te luiken]. En nu hebben wij geen enkel\n«gebrek verzwegen ; maar op hoe weinige schoonheden maakten\n»wij niog opmerkzaam? In spijt van al die feilen boeit ons de\n»getrouwheid der détails, waar het karakterschildering geldt;\n«boeit ons de gelukkige gave, alle gemoedsaandoeningen , alle\n«gewaarwordingen te verduidelijken. Louter verstand verklaart\n»die niet; louter verstand slaagt niet zoo gelukkig in de voor-\n«stelling van het zedelijk-schoone en vrouwclijk-reine, welker\nnvereeniging in Nina aanschouwelijk wordt; FREDEEIKE BREMER\n«heeft het dank te weten aan hare christelijke wijsbegeerte!\'\'\nWij zouden meer kunnen afschrijven, doch waartoe? Ieder,\ndie noch de Dochters van den President, noch Nina gelezen\nheeft, bevelen wij den eenen roman zoowel als den anderen aan\n(de tweede is een vervolg op, liever de voltooijing van den eersten)\n— wie beide las, kent met ons den Heer GOUVERNEUR gaarne\nden lof toe, ze uitmuntend te hebben vertaald. Voor eene\nfraaije uitvoering heeft de Heer VAN BOEKEBEN zorg gedragen ;\nde vignetten voor Nina overtreffen verre dat voor de Dochters\nvan den President.\nEn als er nu nog een bock van FREDEEIKE BBEMER vertaald\nwordt, en moet worden aangekondigd, dan wensch ik het\npubliek, der redactie va"n de Gids, mij zelven eenen anderen\nbeoordeelaar toe; och, meld u aan, lieve lezer!?”\n\n[Also in WvdB data. 8 mei 2008]']
comments on work Nina
In this reception

No persons found

Via received works
Nina Fredrika Bremer