*Mention in art. in De Gids ARTICLE

Title *Mention in art. in De Gids
Is same as work *Mention in art. in De Gids
Author Pieter Nicolaas Muller
Reference
Place
Date 1873
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ["In art on: \n\n[p.404]\nVictor Cherbuliez, De Vergelding van Joseph Noirel.\nUit hel fransch vertaald. Tiel, Wed. B. R. van Wermeskerken,\n1872.\n\nIn het laatste jaar zijn in Engeland maar twee goede romans\nuitgekomen, beweren de recensenten aldaar. Dat zij Middlemarch\nvan Miss Evans en Old Kensington van Miss Thackeray bedoelen,\nzal ik wel nauwelijks behoeven te zeggen. Twee vrouwen dus,\nhebben op het vooral in Engeland zoo vruchtbare terrein der romanliteratuur\nhet beste geleverd wat het scherpziend oog van bevoegde\nbeoordeelaars, en dat wel in een zoo lang tijdverloop van volle twaalf\nmaanden, er op heeft weten te ontdekken. Opmerkelijk feit in\nonze dagen vooral, nu 't tot een ziekelijke hebbelijkheid van velen\ngeworden is om gedurig aan onze arme maatschappij het verwijt te\ndoen hooren, dat zij de vrouwen tot onmacht doemt om niet alleen\neen naam, maar zelfs om een onafhankelijk bestaan te verwerven.\nToch leefden deze beide dames onder dezelfde wetten en maatschappelijke\ntoestanden als anderen, en genoten zij geene andere opvoeding\nvan staat noch stad, dan die welke toegankelijk is voor alle\nhare zusteren. Maar deze vrouwen maakten daarin eene uitzondering\nop vele der dochteren Eva's die tegenwoordig evenzeer de aandacht\nvan het publiek op zich vestigen, dat zij die aandacht niet\ntrokken door op markt en plein weeklachten aan te heifen over\nmiskenning, als hulpeloozen en verdrukten loom en lijdelijk wachtende\ntotdat anderen op haar jammerkreten aansnellen en bijstand\nverleenen, maar dat zij zich aangordden om met eere de taak te\nvervullen die zij vrijwillig op zich genomen hadden. Krachtig en\nwakker waren zij, en veel te hoog in 't gevoel van eigenwaarde,\nom in ijdel klagen en zuchten een tijd te verspillen dien zij als\nkostbaar hadden leeren waardeeren, omdat het nuttig gebruik daarvan\nhaar rijkdom en eer tevens had verschaft. Het welslagen dankten\n\nBIBLIOGBAPHISCH ALBUM. 405\nzij aan eigen verdienste, 't geen vrij wat weldadiger voor het gevoel\nis dan het besef aan anderen verschuldigd te zijn wat eigen kracht\nwel had moeten, maar blijkbaar niet heeft kunnen geven. Moeite\nnoch arbeid ontzagen zij echter. De talenten welke zij ontvangen\nhadden, wisten zij tot ontwikkeling te brengen, maar alleen ten\nkoste van een zoo vlijtigen en gezetten arbeid en van zulk een\nonverpoosde studie, dat reeds die volharding ons eerbied afdwingt.\nWanneer echter heeft hulpeloos geklag ooit nog de vruchten geleverd,\nwaarop ijver en wakkerheid ons gelukkig dagelijks triomfantelijk\nwijzen '.\nMiddlemarch en Old Kensington zijn ook hier te lande de lievelingen\nvan ons lezend publiek geworden. Telkens en telkens weer\nwordt in onze omgeving het vertrouwen uitgedrukt dat ge beide\ngelezen, zoo niet herlezen hebt, en gedurig ontstaat er dan een\nzekeren wedstrijd onder de bewonderaars om altijd weer nieuwe\nschoonheden te doen uitkomen, waarvan men het ongemerkt voorbijgaan\nals nauwelijks mogelijk onderstelt. Vraagt ge mij naar de\nverklaring van die algemeene ingenomenheid met romans, die toch\nwaarlijk niet uitmunten door een kunstige intrigue of verrassende\nuitkomsten, dan meen ik die daarin vooral te vinden, dat het hoofdkarakter\nvan beide is: waarheid en eenvoud. De schrijfsters hebben\nte veel kennis van het menschelijk hart en een te geopend oog\nvoor de wereld, zij hebben ook te veel eerbied voor den tempel\nder letteren, waarin zij als priesteressen met heiligen ernst dienst\ndoen, dan dat zij 't van zich zouden verkrijgen sympathie af te\n\n1 Het Athenaeum heeft een lijst opgemaakt van de namen der Engelsche\nvrouwen, die op het letterkundig gebied niet alleen brood, maar ook roem en\neer verworven hebben. Het wil bewijzen, dat zwakheid wel klagen kan over\nde onmacht der vrouwen om zelfstandig op te treden, maar dat de ervaring\ndie klacht als jjdel verwerpt. Wij vinden daaronder behalve de Misses Evans\nen Thackeray en de Ladies Lewis, Eastlake en Gordon, een dertigtal zoo\ngehuwde als ongehuwde en adellijke zoowel als burgerlijke vrouwen vermeld,\ndie voor het meerendeel geene vreemdelingen zijn ook bij ons publiek. En\ntoch is daar met opzet geen enkele van de vele namen bijgevoegd, die op\nhet terrein der schilder- en toonkunst zulk een welverdienden roem gewonnen\nhebben. Wettigt dat lijstje niet voldingend de bewering, dat aan de omstandigheden\ngeweten wordt wat de individuen misdrijven? Gelukkig is deze\nopgaaf aanmoedigend Voor de wakkeren onder onze vrouwen en beschamend\nvoor de zwakken.\n1873. IV. 27\n\n4Ö6 BIBLIOGR APHISCH ALBUM.\nbedelen voor personen die zij in gemoède als onbestaanbaar met\nvleesch en bloed moeten verwerpen, of die zij veroordeelen als de\nproducten eener opgezweepte verbeelding. Niet hartstochten willen\nzij wekken en prikkelen, maar het leven voorstellen zoo als het zich\nin de werkelijkheid aan ons vertoont. Glijdt echter ons oog gewoonlijk\nvluchtig heen over veel wat ons omringt, al teekent 't hier\nsoms verbazing en daar weer ergernis, zij willen ons juist de oorzaken\ndier verschijnselen doen kennen, ophelderen wat ons hinderlijk\nwas en verklaren wat ons raadselachtig voorkwam. Niet den mensch\nin zijne uitzonderingen schilderen zij ons, maar den mensch zoo als\nwjj hem in ons zelven en in onze omgeving ieder uur van den dag\nontmoeten, maar niet altijd begrijpen. Den roman te verlagen tot\neen kermistent, waarin bij voorkeur het zeldzame, het afwijkende\nuitgestald wordt, en dan liefst zoo gedrochtelijk mogelijk, daarvan\nhebben zij een afkeer. In hare handen wordt de roman veeleer een\nCamera Obscura, waarin wij onze medemenschen met onloochenbare\ngetrouwheid voor ons zien gaan en staan en zich bewegen; maar\ntevens schrijven zij met duidelijke letteren op de wanden, waarom\nde een zich links en de ander zich regts wendt en wat zoo velen\nden breeden weg opdrijft en die enkelen de enge poort doet inslaan.\nSpreken wij van die geheimzinnige draden des levens, welke Ons\nmenschen her- of derwaarts trekken, en die wij nu eens met den\nnaam van omstandigheden en dan weer met dien van toeval bestempelen,\nduidelijk toonen zij ons aan dat daarin niets geheimzinnigs\nschuilt, maar dat wij blijkbaar het spel der hartstochten niet begrijpen,\nal worden wij er ook zelf door bestuurd en geleiden maar\nal te dikwijls overheerscht zelfs. Het leven té teekenen. zoo als 't\nin waarheid is, dat willen zij, en niet eenig bepaald doei bereiken.\nZij willen ons eenvoudig het oog openen voor' 't geen wij ziende\nniet zien en hoorende niet begrijpen. En wanneer meer menschenkennis\ndaardoor ons deel wordt, dan, ja dan zal de lectuur van\nboeken als deze stellig het verblijdend gevolg hebben, dat wij\nminder snel zijn in ons oordeel over anderen en de geprezen of\ngewraakte daad eerst roemen of laken, zoodra ook de beweegredenen\ndaartoe ons helder voor oogen staan. Tout savoir c'est tout pardonner,\nzou ook hier tot motto kunnen strekken.\nIk zou mij niet gaarne wagen aan een schets van deze, romans,\nwelke eenigermate voldeed aan 'tgeen men hier te Jande gewoon is\n\nBIBLlOGRAPaiSOH ALBUM. 4Ö7\neen reoensie te noemen. Veel liever zou ik er mij in verlustigen\nop die even juist gedachte als kernachtig geformuleerde opmerkingen\nte wijzen die, in Middemarch vooral, in haast te grooten getale voorkomen,\nen waarvan velen ongetwijfeld een blijvende plaats zullen\nwinnen in ons geheugen, zoo niet in ons hart. 't Zijn van die\nspreuken, welke men boven de deur van zijn huis of aan de wanden\nvan zijn woonvertrek schrijft, opdat de heldere blik van wijzeren\ndan wij, ons voorlichte op onzen weg. Van daar dat men het boek\nkan opslaan waar men wil en toch altijd geboeid wordt, want niet\neen kunstig gewrongen intrigue bindt den lezer, maar de eenvoud\nen de waarheid van opvatting van het inwendig leven van den\nmensch. In de ontleding der karakters ligt hier het talent. Hoe\nverschillend schijnen de karakters der hoofdpersonen van beide\nromans, de ernstige Dorothea, die in gemöede meent alleen in\nwetenschap bevrediging te vinden, en de beminnelijke Dolly, die\ngeen voldoening kent dan in opoffering voor anderen. En toch\nvalt alle verschil tusschen die beide schijnbaar zoo afwijkende karakters\ngeheel weg zoodra het hart zijn rechten wil handhaven en de\nvrouw voor ons optreedt, in al haar beminnelijkheid en liefde.\nHinderlijk soms wordt 't, den hooghartigen Causabon zoo geëerd en\ngevierd te zien door zijne vrouw, ja onze sympathie voor haar\ndreigt daardoor weleens te verflaauwen. Maar nauwelijks waagt de\nschrijfster den in mijn oog grooten misslag te begaan om de jonge\nweduwe aan dien vlinder Ladislaw te verbinden, of 't blijkt dat\nDorothea in waarheid nog geheel in ons harte leeft, want^wij\ntreuren over dien stap, als een vernedering van haar. Kent ge\naandoenlijker schildering dan de zusterlijke liefde van Dolly voor\ndien zoo losahmigén George, en gaat u zelf niet een rilling langs\nde leden wanneer die Causabon van de Middlemarch, onder den\nnaam van Henley in Old Kensington, elke uiting van de verteederende\ntrouw zijner bruid ijskoud beantwoordt, omdat zijn geheele ziel in\nsucces naar de Wereld opgaat! Noem mij een tweede gezin, zoo\njuist geteekend als dat van Doctor Lydgate, of liever noem mij een\n.enkelen lezer, die u niet regts en links tien en twintig Lydgates als\nmet den vinger kan aanwijzen. Alleen vrouwen kunnen Mary's\nteekenen, manneneerder de Rhoda's welker, hoe dan ook flauwe\ngelijkenis met Becky. Sharp, ons als beeldtenis uit de pen yan Miss\nThackeray, juist zoo vreemd niet zal schijnen. Maar ook vrouwen\n2 7 *\n\n4 0 8 BIBLIOGRAPHISCH ALBUM.\nalleen kunnen een Sir James en zijn vrouw schetsen, die juist door\nhun goedige onbeduidendheid, als hoofdpersonen op den voorgrond\ntreden. Wij kennen die Brooke*s en die Mrs. Palmer's, en wel vast\nmoet de ha.nd zijn en wel geoefend het oog die zulke personen\nvoor ons op het papier als doen leven, omdat onze eischen aan\nden kunstenaar te hooger rijzen, naarmate wij meer bevoegd zijn\nom over datgene te oordeelen wat hij ons wil voorstellen.\nMaar niet Middlemarch en niet Old Kensington wil ik hier aankondigen,\ngetuige immers de geheel andere titel die boven dit\nartikel geschreven staat. Alleen om het verschil te doen uitkomen\ntusschen het werk van twee beroemde Engelsche romanschrijfsters\nen van een evenzeer gevierden Pranschen romanschrijver, haalde\nik ze hier aan. Is 't mijn schuld echter, dat reeds het enkele\nnoemen van die beide Engelsche titels mij een warm woord van\nlof uit de pen lokte ? — Waarheid en eenvoud noemde ik het kenmerk\ndier beide romans, ja de hoofd verdienste er van; in die waarheid\n-en in dien eenvoud vind ik den magneet, waardoor ze aller harten\ntot zich trekken en aan zich verbinden. Maar juist ook het gemis\n.van die waarheid en dien eenvoud noem ik de fout, waardoor de\ntoch inderdaad met zoo groote bekwaamheid geschrevea Eransche\nroman evenmin harten winnen zal als zijne lezers meer dan voor\neen oogenblik van spanning, boeien.\nKalm is de toon der beide vrouwen, zelfs dan, wanneer zij bange\ntooneelen en hevige gemoedsaandoeningen schilderen;\n[…]”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))"]
In this reception

No persons found

Via received works
Middlemarch, a study of provincial life George Eliot