*Article on Mevr***, Een gelukkig huwelijk Article on Mevr***, A happy marriage ARTICLE

Title *Article on Mevr***, Een gelukkig huwelijk Article on Mevr***, A happy marriage
Is same as work *Article on Mevr***, Een gelukkig huwelijk
Author Jacob Nicolaas van Hall
Reference
Place
Date 1891
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p.166]\n“DRAMATISCH OVERZICHT.\n\nE e r l o o s , drama in drie bedrijven, door W. G. van Nouhuijs. — E e n Gel u k k i g h u w e l i j k , tooneelstukje in één bedrijf, door Mevr. ***.\n\nHoeden af voor wie in Nederland den moed heeft, een oorspronkelijk\nstuk van eenigen omvang te schrijven, en een eeresaluut voor\nde tooneeldirectie, die de opvoering ervan aandurft! Treedt toch\nzulk een stuk voor het voetlicht, dan ontmoet het aan de andere\nzijde daarvan een publiek, hetwelk, gesteld dat het tot de species\nbehoort welke men ^een intelligent publiek\'\' pleegt te noemen, omtrent\nde waarde van Nederlandsche oorspronkelijke tooneelspelen tamelijk\nsceptisch gestemd is, en, in die stemming, maar al te geneigd om\nstuk, auteur en spelers niet au sérieux te nemen. En om nu zulk\neen publiek twee uren lang bezig te houden niet alleen, maar het\nzoo vast te grijpen dat het u geen oogenblik ontsnapt; dat het alle\naanwijzingen en toespelingen, welke dienen om een karakter te verklaren\nof een tooneel voor te bereiden, vat, onthoudt; dat het zich\nmet hart en ziel verplaatst in die schijnwereld daar ginds, en oog\nnoch oor heeft voor iets anders dan voor het blijde of droeve drama,\ndat daar, in die enkele meters in het vierkant, wordt afgespeeld,\ndat is geen kleinigheid, en daarvoor is meer geest, meer gemoed,\nmeer tact, meer handigheid, meer geestelijke spierkracht noodig dan\nin den regel in één enkel menschenbrein vereenigd gevonden worden.\nDat is misschien wel een van de redenen, waarom de Franschman,\nten spijt van Bruyère\'s beweren: ^11 n\'y a pas de chefd\'oeuvre\na deux7/, het waagstuk in den regel niet alléén onderneemt,\nmaar, vooral waar het een eerste werk geldt, zich een medewerker\npleegt te kiezen, een „homme de théatre", die, als oud\n\nDRAMATISCH OVERZICHT. 167\nvoerman van de Thespis-kar, het klappen yan de zweep verstaat.\nDe debutant brengt een oorspronkelijke gedachte aan, eea aangrijpenden\ntoestand, een belangwekkend karakter, enkele tooneelen waarvan\nhij effect verwacht; en de man van ervaring, die de eigenaardige\ngaaf bezit, welke voor deze geheel eigenaardige kunst vereischt\nwordt, ,,1\'homme de thé&tre", die elke intrige, eiken toestand, elk\nkarakter óf terstond in tooneelvorm voor zich ziet of zonder aarzelen\nals ontooneelmatig verwerpt, staat hem ter zijde, ontwerpt of wijzigt\nmet enkele lijnen de schets van het stuk, vle canevas", hakt weg\nwat den loop van de handeling zou belemmeren, vult aan waar de\ndialoog te ijl of de intrige te poover schijnt; — en zoo is meer\ndan eens een tooneelstuk ontstaan, dat, zoo het al geen chef-d\'ceuyre\nwas (La Bruyère kon ten slotte toch gelijk hebben), een zeer eerbiedwaardig\nsucces verwierf en een plaats behield op het repertoire\nder groote schouwburgen.\nZijn wij, Hollanders, te gesloten om onze ideeën aan anderen\nmede te deelen, te zelfstandig om op anderen te steunen, of te yerwaand\nom naar den raad van den ervaren tooneehnan te luisteren\'?\nIk zal het niet beslissen, maar dat de collaboratie der Eranschen,\nin een of anderen vorm, ook bij ons met goed gevolg zou kunnen\nworden toegepast, daarvan houd ik mij overtuigd.\nNiet zonder verband met hetgeen voorafging is hetgeen ik zeggen\nwilde over de vertooning van het oorspronkelijke tooneelspe.1\nin drie bedrijven van W. G. van Nouhuijs, door liet gezelschap\nvan den Rotterdamschen Tivoli-schouwburg.\nDe heer Van Nouhuijs, die zijn naam als man van dichterlijken\nartistieken zin en goeden smaak niet meer te maken heeft, heeft\nden moed gehad, voor het eerst en alleen, met een stuk in drie\nbedrijven voor den dag te treden, en het geluk, zijn werk dopr de\ncritiek met grooten lof vermeld te zien.\nZiehier den korten inhoud van Eerloos. […]\n\n168\nWanneer ik mij de vertooning van dit stuk, waarin de heer Jan\nC. de Vos den rijksontvanger, oud-militair, en de heer Chrispijn\nden cynischen jongen man, in alle opzichten voortreffelijk typeerden,\n\nÜBAMATISCH OVERZICHT. 169\'\nweder voor den geest roep, dan herinner ik mij toch eigenlijk maar\nvan één tooneel, het laatste, een diepen indruk te hebben ontvangen.\nDaar is de toestand uiterst dramatisch; de schrijver heeft door\nde juiste woorden te kiezen, welke in zulk een toestand gezegd\nbehooren te worden, door allé declamatie te vermijden, het effect\nzoo aangrijpend mogelijk gemaakt, en een proeve gegeven zoowel\nvan zijn goeden smaak, ais vooral van zijn grooten aanleg\nals dramatisch auteur. Maar niet alleen aan het bijzonder dramatische\nvan den toestand en liet in zijn soberheid aangrijpend\nspel van de Vos schrijf ik het toe, dat ik alleen van dit tooneel\neen indruk behield. Ik verklaar het veeleer hierdoor, dat dit ééne\ntooneel: de betrapping op heeterdaad en liet besluit van Halma omliever\nzélf eerloos te worden dan zijn zoon eerloos te zien, eigenlijk\nhet geheele drama uitmaakt. Zooals de heer Van Nouhuijs de handeling\nontwierp, zoo uiterst eenvoudig, zoo uit een één enkel stuk,\nis er geen enkele reden waarom het geheel niet in nog veel korter\ntijd en in één enkel bedrijf zou afloopen. Alles toch gaat als van\neen leien dakje: de aarzeling van mevrouw Halma om Karel\nde sleutels van de brandkast te geven duurt slechts kort; Halma\nverdenkt wel een oogenblik een zijner bedienden, doch zonder dat\ndit eenig gevolg heeft; wanneer zijn vrouw en zijn zoon den\ndiefstal begaan, is hij dadelijk bij de hand om hen op heeterdaad\nte betrappen, en na de verklaring van Karel is zijn besluit\nterstond genomen.\nMen ziet het, minder gecompliceerd kan het niet. Soberheid is,\nook in zaken van kunst, in vele opzichten een deugd; maar ook\nhier kan overdrijving schaden. Een drama, dat een zekeren omvang\nheeft, behoort ook een inhoud te hebben, aan dien omvang evenredig.\nToen de heer van Nouhuijs besloot om het door hem gekozen\nmotief te bewerken tot een drama in drie bedrijven, had hij de\nintrige anders moeten opzetten en verwerken, had hij naast de\nhandeling een tegenhandeling moeten plaatsen, een botsing moeten\nuitlokken, ons oen strijd moeten laten bijwonen tusschen moeder\nen zoon — iets anders en beters dan het schermutselingetje in het\n2e bedrijf — of een strijd tusschen Karel en zijn vader, of een\ngewetensstrijd van de moeder, of dat alles te samen. Een oogenblik\nmeende ik dat er iets zou komen, hetwelk de handeling zou ophouden,,\nde ontknooping een tijdlang zou vertragen. Op het eind van het\neerste bedrijf hadden wij namelijk, terwijl Halma des avonds laat nog\n\n170 DKAMATISCH OVERZICHT.\nop zijn kantoor zit te cijferen, een verloopen sujet daar zien binnen\nkomen, zekeren Bosman, die een oud vriend van den ontvanger\nbleek/te zijn, met wien het, door eigen schuld, niet best is afgeloopen.\n; Wij hadden dien man in gedachten gehouden, in de vaste\novertuiging dat er met hem iets zou voorvallen. En nu kon het,\ndacht:ons, niet anders of pp dien man, die vroeger reeds met de\npolitie in aanraking was geweest, moest, op de eene of andere\nwijze, de verdenking van den diefstal vallen. Doch wij hadden ons\nvergist. Na dien éénen keer zien wij Bosman niet terug, en wat de\nschrijver met hem heeft voorgehad, blijft ons een raadsel.\nDeze leegte van handeling heeft tot gevolg een buitengewone\nleegte in den dialoog. Wat de heer van Nouhuijs zijn personen laat\nzeggen is zuiver van taal, ter zake dienende, krachtig en kernachtig,\nwaar het pas geeft; maar het ongeluk wil, dat zijn personen\n•elkander zoo weinig te zeggen hebben, er gaat zoo weinig bij hen\nom —.althans zoover de toeschouwei; bespeurt —, zij ondervinden\nzoo weinig tegenkanting, dat hun conversatie zeer beperkt is^ Ook\nhierop maakt weer alleen het slottooneel eene uitzondering, Daar,\nin dat zeer dramatische oogenblik, is de schrijver in zijn volle\nkracht, en grijpt elk woord den toeschouwer in het hart.\nDat een treffend slot van onberekenbare waarde is voor het welslagen\nvan een* drama, is weder bij Eerloos gebleken, en ik beken gaarne dat\nik mij bij de toejuichingen, welke aan dit slot te beurt vielen, van\nharte heb aangesloten. Maar wat zou het geheel gewonnen hebben,\nhoeveel duurzamer zou het succes geweest zijn, wanneer de schrijver,\nminder eenzijdig zijn opvatting van een sober drama volgende, zich\nten volle rekenschap gevende van de eischen van het dramatisch\nkunstwerk, zijne drie bedrijven had weten te vullen, of, indien dit\n•onmogelijk bleek, de drie nu te tengere en bloedarme acten had\nweten samen te persen tot één krachtig, forsch gespierd bedrijf!\nZou hier de ervaring van een practicus, de samenwerking met\neen yhomme de théatre//, den begaafden schrijver, die getoond heeft\neen dramatische situatie te kunnen uitvinden niet alleen, maar haar\nook aanschouwelijk te kunnen maken, zooals het weinigen onder ons\ngegeven is, niet van onberekenbaren dienst hebben kunnen zijn?\n\nOf zulk een samenwerking ook Een gelukkig huwelijk zou hebhen\nkunnen redden, het tooneelstukje in één bedrijf, dat denl9en\nMaart bij eene uitvoering • van „Het Oefentooneel"\'; door eenige\n\nDRAMATISCH OVERZICHT. 171\nionge artisten van ,;Het Nederlandsche Töoneel" werd têh gehoOre\nen — ten grave gebracht, zou ik niet durven verzekeren. Ik: zou\nover dit stukje hebben willen zwijgen, het beschouwende als een\nmislukte proeve^ welke het best onder het doodskleed der vergetelheid\nblijft rusten, wanneer niet een ehevaleresk criticus, de heer\nL. S(imons) in de ^Haarlemmer Courant" van 23 Maart de handr\nschoen voor de ongenoemde schrijfster had opgenomen. Als voornaamste\nreden voor den val van Een gelukkig huwelijk voert de\nheer S. aan. dat, het publiek, door de I\'ransche tooneelschrijvers\ngewend aan menschen uit één stuk, in een vrouw met ,7een verdeelde\nziel" gelijk de hoofdpersoon van dit drama is, iets ongewoons\nmoest zien; en — gaat hij voort — voor het groote publiek,\ndat zelf zich geen rekenschap pleegt te geven van hetgeen er in\nzijn ziel omgaat, is „vreemde synoniem met //belachelijk." De uitspraak\nklinkt peremptorisch genoeg; doch misschien heeft het zijn\nnul, eens te onderzoeken of\' er voor de houding van het publiek,\ndoor den heer Simons veroordeeld, niet iets te zeggen valt.\nWat heeft de schrijfster van Een gelukkig huwelijk ons te zien\ngegeven? Als ik wel begrepen heb, het volgende. Een jonge vrouw\nheeft een huwelijk aangegaan met een man, met wien zij zich al\nspoedig dood ongelukkig voelt. Op het oogenblik, waarin het stuk\nspeelt, is die man onaangenaam, grof jegens haar, bedriegt hij haar\nmet andere vrouwen. Voor de wereld weet Ada van Waal haar\nleed te verbergen. Haren man tracht zij nog door kleine oplettendheden\naan zich te verbinden, maar tevergeefs: hij bruskeert haar,\noverlaadt haar met verwijten. Op dit critieke oogenblik van haar\nleven komt, als de echtgenoot de kamer verlaten heeft, een jong\nman, Frans de Heert, Mevrouw Van Waal bezoeken. Hij komt\nafscheid nemen, omdat hij het land gaat verlaten, maar verzwijgt\nniet dat dit afscheid hem veel kost. Ada, op hare beurt, wordt\nweek, en het hoofdje tegen de Heert vlijende, smeekt zij: ,/Toe,\nneem mij mee, neem mij mee!" De Heert, de vriend des huizes,\nlaat zich niet lang bidden; hij zal haar met zich nemen; met den\n.nachttrein zullen beiden vertrekken. Nauwelijks is de minnaar weg,\nof de echtgenoot verschijnt. Ada herinnert zich, dat er toch nog\niets is wat haar aan dien man bindt, en nu weet zij niets beters\nte doen dan Van Waal terstond op de hoogte te stellen van haar\nplan om met De Heert te vertrekken. Openhartiger kan het zeker\ncniet! De echtgenoot vindt het oogenblik gekomen voor eene expli\n\n172 DltAMATISCH OVERZICHT.\ncatie. Hij verwijt Ada dat zij hem koel heeft behandeld; hij stelt\nhaar voor, hoe het haar te moede zal zijn, wanneer zij, ver van\nde echtelijke woning, aan het verledene zal denken, aan hunne\nvroegere liefde; hij waarschuwt haar, dat zij door van hem weg\nte gaan zijn leven zal vernietigen, enzoovoort. Zoodra de echtgenoot\nde kamer heeft verlaten, komt de minnaar weer te voorschijn,\nmaar ditmaal, naar hij zegt, om Ada\'s man te spreken.... Wat\ner nu verder gebeurt, weet ik waarlijk niet nauwkeurig meer. Het\nis mij op dit moment van het stuk beginnen te duizelen. Ik meen mij\nnog te herinneren dat Ada aan DeHeert mededeelt, dat zij, alles wel beschouwd,\nhem toch maar niet op den nachttrein zal vergezellen; en\nverder staat er mij iets van voor, dat de echtgenoot zicli weer\nvertoont, als de minnaar verdwenen is, en er dan een soort van\nmodus vivendi tusschen het echtpaar tot stand komt.\nDit bascule-systeem tusschen echtgenoot en minnaar is waarschijnlijk\neen symbool. Zoo toch gaat het Ada: entre ces deux\nson coeur balance. Wanneer de minnaar binnenkomt is zij dol\nop hem en wanneer de echtgenoot zich vertoont, voelt zij zich\nook weer aan haren man gehecht. Maar, symbolisch of niet, ondramatisch,\nen daardoor belachelijk, is het zeker.\nDe heer Simons heeft volkomen gelijk: de Pranschen hebben\nons gewend, menschen op het tooneel te zien uit één stuk; en\nwanneer het juist de Pranschen zijn, die ons hieraan wenden, dan\nis het omdat zij het beginsel van de dramatische kunst het zuiverst\nhebben opgevat en in toepassing gebracht. Op denzelfden\ndag waarschijnlijk, waarop de heer Simons zijne verdediging van\nEen gelukkig huwelijk schreef, schreef Sarcey in zijn feuilleton, naar\naanleiding van Lemaitve\'s nieuwe comedie Un mariage blanc, het\nvolgende: wOp het tooneel — als ge wilt is het een zwakheid, een\ngebrek van de dramatische kunst — hebben we vóór alles behoefte\naan helderheid en logica . . . Ik moet duidelijk, nauwkeurig de drijfveer\nkennen welke een persoon doet handelen, en die drijfveer alléén\nmoet werken, opdat ik in staat zij er de kracht van te meten en\nhet weerstandsvermogen te berekenen, dat er tegenover gesteld\nmoet worden. Niet de waarheid is oppermachtig op het tooneel,\nmaar de logica."\nEn daarom verlangen wij, die zóó de dramatische kunst opvatten,\ndat noch de hoofdpersonen, noch de toestanden van\neen drama nvreemd" zijn, of dat de auteur zich althans de moci\'e\n\nDRAMATISCH OVERZICHT. 173\ngeve om dit ^vreemde" ons te verklaren, begrijpelijk, aannemelijk\nte maken. Dat nu heeft de schrijfster van Een gelukkig huwelijk\nniet gedaan.\nHoe was de verhouding van de echtgenooten vóór hun huwelijk?\nHoe is hun huwelijk tot stand gekomen? Hebben zij elkander ooit\nwaarlijk lief\' gehad? Wat heeft aanleiding gegeven tot het gedrag\nvan Eobert van Waal? Wie is die Frans de Heert? Hoe heeft hij\nAda\'s liefde weten te verwerven? Wat heeft Ada gedaan om haar\nhartstocht voor dezen man te bestrijden ? Op al deze zeer rechtmatige\nvragen geeft het stuk geen, of zeer onvolledig, antwoord.\nL\'auteur a oublié d\'allumer sa lanterne; en ik geloof dat hare vrienden\nhaar een slechten dienst bewijzen, wanneer zij haar aanmoedigen\nom met dit onaangestoken lantaarntje te blijven voortsukkelen op\nden ingeslagen weg.\nWie met een drama, al is het ook nog zoo klein, voor het voetlicht\nwenscht te treden, moet zich niet wijs willen maken of wijs\nlaten maken, dat hij ,/Voor zich zelf schrijft, omdat hij het niet\nlaten kan en zich moet verlossen van wat er in hem omgaat."\nWie een drama schrijft met liet doel om het te doen vertoonen,\nschrijft voor anderen, en heeft rekening te houden met een publiek,\ndat geen raadseltjes van hem verlangt, maar een duidelijke uiteenzetting\nvan hetgeen hij wenscht en bedoelt.\nWie deze eenvoudige waarheden uit het oog verliest, heeft het\nzich zelven te wijten, wanneer zijn dramatische proeve, hoe ernstig\ngemeend en hoe diep gevoeld wellicht, den toeschouwer, in plaats\nvan hem diep te treffen, als een parodie op serieuze kunst, in een\nvroolijke stemming brengt.\nJ. N. VAN HALL.\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
comments on work Een gelukkig huwelijk
In this reception

No persons found

Via received works
Een gelukkig huwelijk ~~anonymous Dutch