*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Author Anton Gerard van Hamel
Reference
Place
Date 1895
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p. 557]\n“LADY LINDSAY, The King\'s last Vigil and other Poems-\nLondon. 1895.\n\nEngeland, dat nog altijd het klassieke land der “novels" blijft\n— een heerlijke toevlucht voor de handjes die geen Eranschen\ni-oman mogen of durven aanvatten, — is tegenwoordig, al laat de\nPoet Laureate nog steeds op zich wachten en al behooren dichters\n.als Swinburne, William Morris, Ernest Henley tot de zeer zeldzamen,\nook weer „een nest van zangvogeltjes\'\' geworden, vogeltjes\nvan velerlei geluid en van diverse pluimage.\nGracielijk gevederd, met een aristocratisch kuifje op het bewegelijk\nkopje, en lieve, musicale toontjes in haar gorgel — ;/een eigen\ngeluid," een persoonlijk toontje, zooals door de letterkundige critici\nder Engelsche dagbladen, die het natuurlijk het best weten kunnen,\nverzekerd wordt, — heeft de adellijke dame wier verzenbundel wij\nhier aankondigen, een plaatsje van meer dan gewone beteekenis\nweten in te nemen op de bloesemrijke takken van den Engelschen\nboomgaard.\nMidden in den mist van Londen heeft dit zangvogeltje het eerst\nzijn zacht getjilp laten hooren; maar er was voor gezorgd dat de\nlucht die door het fijne keeltje naar binnen werd gezogen, met die\nvochtige, vunzige dampen niets gemeen had : in de deftige, rijk\n.gestoffeerde woning van een „Chairman of\' the House ofCommons"\nwerd zij geboren; de tweede zoon van Lord Southampton, the Eight\nHonorable Henry Eitz Roy, lid van Her Majesty\'s Privy Council\nen vriend van Lord Palmerston, was haar vader.\nFijne snarenmuziek klonk rond haar wiegje ; want hare moeder,\nde. tweede dochter van Baron Nathan de Eothschild, was een door\n\n558 LETTERKUNDIGE KKONIEK.\nen-door musicale vrouw en gold voor een van de beste harpspeelsters\nder hoofdstad; in het huis harer grootmoeder verkeerden\nmannen als Mendelssohn en Bossini.\nNaast letterkunde en muziek werd in het huis haars vaders ook\nde schilderkunst geëerd en beoefend, en het kleine meisje, dat reeds\nzeer vroeg werd meegenomen op vele en lange reizen, zocht in dereisnecessaire\naltijd het eerst naar papier en potlood, om geen dag\nzonder een geteekend schetsje of een geschreven verhaaltje — nulla\ndies sine linea! — te laten voorbijgaan. De “nurserymaid" moest\nvan het zesjarige kind reeds allerlei verhaaltjes aanhooren ; was er\nvoor luisteren geen tijd, dan kon het kindermeisje de verhaaltjes\nlezen, wanneer zij de kleine, die ze zorgvuldig had opgeschreven,\nnaar bed had gebracht. Zelfs daar, achter de neteldoeksche bedgordijntjes,\nliet de Muze haar kleine kweekeling niet geheel met rust. En\nmochten nachtlicht en schrijfgereedschap worden weggenomen, omdat\nde kleine zangster slapen moest, dan wist het slimme Muzenkirid\nhaar bewaakster nog wel eens te verschalken; dan sloop ze stil naar\nde latafel, scheurde stukjes van het papier waarop de mooie jurkjes\nlagen uitgespreid, zocht een speld en prikte in die papiertjes dewoorden\nen de rijmen die haar den volgenden morgen moesten\nhelpen om de versregels terug te vinden die zij, in de stilte van\nden nacht, in haar kinderhoofdje had hooren zingen.\nToen het kleine meisje een jonge dame en de jonge dame een\njonge vrouw was geworden, scheen het alsof muziek en schilderkunst,\nwaarin hare rijke gaven zich door een zorgvuldige opleiding gestadig\nhadden kunnen ontwikkelen, de “enfantine chimère" der letterkundige\nkunst voor goed achter zich hadden weggeschoven, in den\nrooskleurigen nevel der kinderjaren.\nMaar de begaafde vrouw, die luid werd toegejuicht als ze haar\nmuziek voordroeg in den kring der hooge vrienden die hare woning\ngeregeld bezochten en nog bezoeken — een Sir Alfred Lyall, een\nLecky, Bret Harte, Sir Edward Burne Jones, Mrs. Humphry Ward,.\nen vele anderen, vooral ook de Schotsche Nederlander Lord Tteay\nen zijne echtgenoote — en die door hare zeer geprezen aquarellen het\nlidmaatschap verwierf van liet „Royal Institute of Painters in.\nWatercolours," bad toch blijkbaar in haar ziel iets overgehouden\nvan dat oude kinderheimwee naar de stille, eenzame kamer, naar d&\noude stukjes papier en de pen der kinderjaren.\nIn 1890 verscheen een bundeltje verzen, — vijf-en-zeventig liedjes\n\nLETTERKUNDIGE KUONIEK. 559"\n— onder den eenvoudigen titel Lyrics saamgebonden en „to the\nMemory of my Mother" opgedragen; aardige berijmde verhaaltjes,\nvol kleurige fantaisie, stemmingsliedjes, f/Songs of nature,, en/7SongS\'\nof love", geestig gesplitst in „Her Songs" en “His Songs", zon der\npretensie, maar met wezenlijk sentiment, in rijke verscheidenheid\nvan rijm en rythmus gedicht. In de minneliedjes klinkt een enkelemaal\neen volle toon van uitbarstende passie, maar om spoedig over\nte gaan in zoet gevlei en geestig gefluister of zich op te lossen in\ndien stillen klank van vroomheid die, in Lady Lindsay\'s gedichtjes,\ntelkens de ernstige opvoeding verraadt van de Engelsche dochter\nvan hoogen huize.\nMijn oog valt, bij het doorbladeren van Lyrics op deze kleine\nff "Romance":\nA little maid sat sewing,\nOn the doorstep sewed she :\n„I\'ll bide me here till the hot noon\'s near,\nAnd my love rides back to me."\nHe came. It was chilly evening;\nThe tears from her eyelids feil;\nBnt when he drew nigh the teardrops grew dry —\nAnd there\'s nothing more to teil.\nIets van het leven der dichteres schijnt nu en dan door te schemeren\ntusschen de kleine versregeltjes en de korte strofen, lijden\nwellicht, maar zacht gestemd en door den vriendelijken glimlach van\nEngelschen “humour" geestig weggestreeld. Zoo blijft mijn bladerende\nvinger even rusten bij wAn old book."\nAn old torn book, with one pale rosé\nCrushed in its yellow pages:\nI have not held it in my hand,\nNor read it thus, for ages.\nNay, formerly, the print was good ;\nOr ehe mine eyes were better,\nPor now they\'re full of tears — too full\nTo see a single letter !\n\n560 LETTERKUNDIGE KRONIEK.\nIn 1892 verscheen een allerliefst bundeltje met kinderversjes, A\nStrinff of Beads, al weer vol zacht gevoel en ongekunstelde vroolijkheid,\nde deuntjes en refreinen der kinderspelen vermengend met een\nlesje van levenservaring, een ernstig woordje voor de toekomst, dat\nzwevend voorbijgaat tusschen de huppelende versregels en de vroolijke\nitafereeltjes der schooljaren door, maar dat toch eventjes wordt opgevangen\nen aangehoord: frissche en gezonde kinderpoëzie voor\n•stoeiende jongens en spelende meisjes, netjes in de kleeren.\nIn \'t zelfde jaar kwam, naast de dichteres, ook de aardige en\n•smaakvolle vertelster die Lady Lindsay in vroeger jaren in kleinen\nkring geweest was, nog eens weer aan het woord. Een mooi boekdeeltje\nvan een driehonderd bladzijden, met een tiental “Stories",\n•waarvan de eerste, The Philosopher\'s Window, aan het geheel den\ntitel gaf, vergastte de Engelsche lezers op eenige lieve, boeiende\nvertellingen, eenvoudig van toon, rijk aan gezond gevoel en\nopwekkend gekleurd door de optimistische levensopvatting\n•der schrijfster, die de vrucht mag heeten van de vroomheid en den\nhumor eener Engelsche vrouwenziel. Iets van Dickens, beter\nnog, van Frangois Coppée of Alphonse Daudet\'s “Contes du\nlundi", nu en dan een al te sentimenteel toontje, maar altijd fijn,\nlevendig van stijl in de beschrijving en ongekunsteld realistisch in\nden dialoog; verhaaltjes die voor een Nederlandsche familiecourant\n<ils feuilletonlectuur gerust kunnen worden aanbevolen. Over den\ninhoud van het tiental zal ik verder het geheim maar bewaren, \'t\naan de professionneele vertaalsters onzer dagbladen overlatend ze\ntot ons publiek te brengen. Een paar titels alleen mogen al vast\nhaar aandacht een weinig prikkelen: “The philosopher\'s window\'\',\n,”The Story af a Eailway journey", „Poor Miss Backenthorpe",\n“Letitia\'s long day", “The rudiments of a romance", ;/A London\nStory", “When Poverty comes i n . . . " Lady Lindsay kent zeer goed\nhet droevig slot van dat bekende spreekwoord vAls de armoede de\ndeur in k o m t . . . " Maar \'t is juist om er een ander, een moediger\n•en vroolijker slot aan te maken dat zij haar verhaaltje schreef:\nflWhen Poverty comes in at the door, bid Love stand ready to\ndefy him!"\nEn nu onlangs, het jaartal 1895 op het titelblad dragend, weer\n«en nieuwe verzenbundel, \'t laatste werk der schrijfster, „The\nKinff\'s Last V.igil and olher Poems." De uitgevers, Kegan Paul,\nTrench, Triibner and Co., zenden u gaarne, met het keurig gebon\n\nLETTERKUNDIGE KRONIEK. 561\n•den boekje, een overzicht van het oordeel der Engelsohe pers, en\ngij staat verbaasd over het groot aantal Engelsohe, Sohotsche en\nIersehe bladen die zich met het bundeltje van Lady Lindsfly hebben\nbezig gehouden, alle, blijkens de aangehaalde volzinnen, met een\nwoord van lof en sympathie voor deze nieuwe uiting van den poëtischen\naanleg en het dichterlijk talent der schrijfster. Een vriendelijk\nwoord van wthe grand Old man", waarschijnlijk uit een\nparticulieren brief van Mr. Gladstone gecopiëerd, opent de rij\nder bijvalsbetuigingen en aanbevelingen, die met een vleiend citaat\nvan het toekomstblad ffNew Age" besloten wordt, \'t Schijnt wel\n•dat oud en jong, staatslieden en dames, Engelsohman en Ier, met\nLady Lindsay\'s laatste dichtwerk zijn ingenomen.\nNu en dan klinkt de lof wat overdreven; — er zijn in Engeland\nzeker grooter dichters, fijner verskunstenaars dan deze. Maar de\n-ernstige „Academy", die zijn best deed, hoe “moeilijk \'t ook viel,\nom op gematigden toon te spreken over een boekje waarover zooveel\nuitbundige lof was uitgegoten," noemde de schrijfster toch\n„a. poetress of real charm" en erkende dat zij beschikt over ;/the\nmakings of a fine poet." En wanneer nu de “Scotsman\'\' aanteekent:\n„The versification is always faultless" — een oordeel dat nergens\nweersproken wordt — dan kan de schrijfster, al zal zij zeker nooit\nvoor yPoet Laureate" in aanmerking komen, toch met voldoening\nhaar boekje de wereld zien doorgaan en met eenig zelfvertrouwen\nhaar letterkundigen arbeid voortzetten.\nHet berijmd, in strofen gesplitste, verhaal van “des Konings\nlaatste nachtwaak” moge niet heel treffend zijn, eer wat ouderwelsoh\n•en eentonig in zijn romantische mystiek, er komen in den bundel\nandere gedichtjes voor die de “eenvoudige bekoring" waarvan de\ny/Academy" gewaagde, en den lof van een meer dan ordinaire\nverskunst — bijna alle strofische verssoorten, van het Sonnet en\nde Ode tot de Villanelle en het Eondeau, zijn vertegenwoordigd, —\nallerminst logenstraffen.\nEen enkel Sonnet schrijf ik over; \'t is betiteld /;Of Music".\nSay, whence comes Musio? Dwells she in the lyre,\nEocked by deep strings ? And prisoned, hid in v/ood,\nSweet Dryad-like, sings she from out the rood\nOf lute or viol, nor of song can tire\n\n562 LETTERKUNDIGE KRONIEK.\nBut bids her voice again herself inspire —\nSometimes with merry, oft with plaintive mood, —\nImmortal since yon day when old Pan stood\nAnd through the rushes breathed poetic fire?\nCame she a fragment hurtling downward when\nStorm shook the firmament — a fallen stav\nErom heavenly shrine, for ever, though so far,\nThrilling in unison with choirs above?\nOr found she first her birth in souls of men\nWho, ere they called her “Music", named her “Love" ?\nToch schijnen in dezen bundel de best geslaagde gedichtjes die\nwelke aan den “String of Beads” herinneren. Hooge poëzie ligt,\ndunkt ons, niet binnen het bereik dezer dichteres, hoezeer zij den\nversvorm in groote verscheidenheid beheerschen moge. Een eenvoudig\nsentiment vol gracie en met volle oprechtheid in vloeiende en\nmelodieuze verzen te kunnen vertolken, is een knnst waarop ieder\ndie haar werkelijk bezit, met recht roem mag dragen, bovenal\nwanneer de dichter een vrouw is van de groote wereld.\nOnder de vogels zijn de fraaist gevederde misschien het meest\nin trek bij de groote menschen, die aan collecties doen; maar de\nzangvogeltjes zijn de gunstelingen der kinderen, der armen... en\nder goden. Hoog op de takjes waarop de zonnestralen spelen, waaronder\ndé kinderen dartelen, en de zwoegers even rusten, moge Lady\nLindsay baar Engelsche liedjes nog lang blijven zingen.”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
In this reception

No persons found

Via received works
The king's last vigil and other poems Lady Ann Lindsay