*art. in Vaderl. Letteroefeningen ARTICLE

Title *art. in Vaderl. Letteroefeningen
Is same as work *art. in Vaderl. Letteroefeningen
Author Johannes Hoek
Reference
Place
Date 1871
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['HOoms (link + codes) XEX 345\n\n[p.342]\n\nNo. 3. Van zulk eene strekking of tendenz weet De Maansteen van Wilkie Collins niets, en punten van vergelijking tusschen\n\t\n[p. 343]\n\t\n\ndezen romam en dien van Robinson zouden zich bepalen bij het hedendaagsche der personen en toestanden die er in geschilderd worden. De niet alledaagsche noch van anderen overgenomen maar vernuftig gevonden en ragfijn uitgesponnen intrigue verheft dan ook dit werk als kunstprodukt boven de beide eerst genoemden. Dr. Lindo, die er eene korte Voorrede voor schreef, zegt er van, dat het ‘in Engeland veel opgang gemaakt’ heeft en ‘van het begin tot het einde even boeiend als geestig geschreven’ is. Ik beaam dit laatste ten volle en beken, dat de vraag, wie den diamant (den maansteen nl.) gestolen heeft en hoe hij in de bank te Londen gekomen is; alsmede of de Indiërs er in slagen zullen het kostbare kleinood (het werd geschat op 30,000 pond sterling) weder in het hoofd van hun afgod te zien schitteren of niet, mij met onverdroten belangstelling het boek met al zijne uitweidingen en kleine bijzonderheden heeft doen doorlezen. Reeds de vorm heeft iets particuliers, dat terstond de aandacht trekt. De schrijver laat verschillende personen, die bij de hier verhaalde gebeurtenis òf werkelijk behoorden òf er mede bekend werden, ieder op zijne beurt en op zijne wijze, vertellen wat zij er van weten. Dit geeft iets geheel oorspronkelijks aan het geheel en zou de illusie, dat men met een werkelijk gebeurd feit te doen heeft, volkomen doen zijn, indien men niet op allerlei kleine onwaarschijnlijkheden en toevalligheden stuitte, die telkens den romandichter verraden. De scherpzinnigheid bijv. van den politieagent Cuff is zoo groot, dat zij alleen denkbaar is bij een door den Schrijver voor zijn doel noodzakelijken en opzettelijk gefingeerden opspoorder van geheime misdrijven. Ook andere zielkundige raadsels en onbewezen veronderstellingen, - bijv. de sluwheid der Indiërs, die nooit faalt, en het aan het gebruik van opium toegekende vermogen - benemen nu en dan de begoocheling en voeren van den waan, dat men de werkelijkheid voor zich heeft, in de denkbeeldige romanwereld terug. Er is echter zooveel realiteit in dezen romam, dat het genoegen der lezing door het aangevoerde niet veel verzwakt wordt en men zich hoogstens herinnert - een roman en geen geschiedenis te lezen.\n\nAchtte Dr. Lindo het ‘onnoodig’ het verhaal te ‘ontleden,’ ook dit ben ik met hem eens: zelfs eene oppervlakkige schets zou het genot van het zelf vinden van den draad der intrigue, voor zoover dit mogelijk is, verminderen en de intrigue\n\t\n[p. 344]\n\t\n\nis hier alles. Ik zeg dit in spijt van Collins zelven. Al geeft hij in zijne Voorrede op, dat hij wil aantoonen, niet in hoeverre de omstandigheden invloed op het karakter kunnen uitoefenen maar wat het karakter op de omstandigheden vermag; - al verzekert hij, dat het gedrag van een jong meisje bij eene zoo onverwachte als buitengewone gebeurtenis (het verdwijnen van het prachtige edelgesteente) hem de stof tot dezen roman geleverd heeft; - niet de karakters der hoofdpersonen, niet hunne vorming of ontwikkeling, maar het zoeken naar het verloren kleinood, de vraag hoe het weggekomen is en hoe het terug gevonden zal worden, wordt door hem onwillekeurig bij de lezers opgewekt, gaande gehouden en recht kunstig eerst aan het einde bevredigd. Eene moreele of psychologische studie is het boek slechts in zooverre, dat uit de handelingen der personen en niet uit de ontvouwing van hun innerlijk leven, op te maken is welk karakter zij hebben. Van wat er bijv. in de ziel van Miss Rachel omging, verneemt men weinig en hoort men alleen iets, als zij in de hevige scène (waarvan een leelijk prentje gemaakt is tegenover den titel van het tweede deel) tegen Franklin uitvaart en hem met smaadredenen overlaadt. De heroïsche daad van zelfverloochening, welke zij blijkt volvoerd te hebben, is wel een bewijs voor hare liefde, en deze als hartstocht ook genoegzaam om haar te kunnen volhouden, maar wat men een karakter noemt vormt dit niet. Meisjes van allerlei karakter zouden hetzelfde hebben kunnen doen, en de zachtzinnigste, de liefste schepseltjes zelfs met meer volharding in het bewaren van haar geheim dan zij. Ik zou hierop niet drukken, als ik niet den lezer wilde waarschuwen voor de verwachting, dat hier eene ernstige zedeles of eene belangrijke bijdrage tot kennis van het menschelijk hart te vinden zou zijn. Collins heeft van zijn schoonvader de kunst goed afgezien om aan ieder persoon van zijn drama iets eigenaardigs, zelfs iets eigendommelijks te geven, dat hen van anderen onderscheidt en altijd herkenbaar maakt, maar onder karakterschets of verhaal van de vorming van eenig persoonlijk leven met zijn goed en kwaad, versta ik iets anders. Ik herhaal daarom, dat het meer de feiten of de gebeurtenis welke hier verhaald wordt zijn, dan de personen. die het meeste belang inboezemen, maar voeg er gaarne bij, dat dit aan het aangename der lectuur geen schade doet.\n\nWie Anna is, weet ik niet, maar wel, dat zij het boek\n\t\n[p. 345]\n\t\n\nuitnemend heeft vertaald; men vergeet geen oogenblik, dat men met Engelsche menschen te doen heeft, maar aan de taal waarin men leest kan men niet merken dat deze van een Engelschen schrijver afkomstig is XEX. Ook de heeren uitgevers hebben voor eene uitgave gezorgd, die in overeenstemming is met dit goed vertolkte Engelsche, oorspronkelijke werk.(dbnl)']
comments on work De Maansteen
In this reception

No persons found

Via received works
De Maansteen Anna M. Goudappel