*mention in Gesch. der Nederlandsche Letterkunde WORK

Title *mention in Gesch. der Nederlandsche Letterkunde
Is same as work *mention in Gesch. der Nederlandsche Letterkunde
Author W.J.A. Jonckbloet
Reference
Place
Date 1891
Quotation
Type WORK
VIAF
Notes ['[173]\n"Dit bewijst nog niet veel voor het poëtische van dien bundel, evenmin als het overvleiend getuigenis door de ietwat jongere Dichteres Elisabeth Wolff omtrent beiden afgelegd 3) , op welke vermaarde vrouw wij terugkomen.\n[note]\n3) Aan mijnen geest (1774), bl. 47: \n ‘Ik weet de smaak is vry. \n Men kieze Hoogvliet, goed; voor my, ik kies van Merken. \n Gy weet, \'k lees dag en nacht Neufvilles schoone werken, \n Haar noem ik een Genie van de allereêlste soort: \n Maar \'k duld, dat Van der Wilp een ander meer bekoort. \n En word het geene ik schrijf, ook niet met smaak geleezen? \n Hoor, dit te ontveinzen, zou alleen gemaaktheid weezen.’ "\n\n[223]\n"Toen reeds beminde zij de boeken hartstochtelijk 1) , die zelfs bij \n[224]\nmaaltijd of ontbijt niet ter zijde gelegd werden 1) ."\n[note] \n 1) Aan mijnen Geest, bl. 1-2.\n\np.257 a comment is mentioned and taken from this work about Wolff\'s first published work:\n[257]\n"Haar eerste werk reeds, de Bespiegelingen over het genoegen, (1763) was spoedig uitverkocht. Toch had zijzelf er niet veel mee op, en noemde het 4) ‘de onrype vrucht van onze jonge jaaren.’\n[note]\n4) Aan mynen Geest, bl. 11. Zie over de schroomvallige aanmoediging van Betje de N. Vaderl Letter-oefeningen, dl. III, bl. 503 en De Gids 1877 II, bl. 470."\n\nand:\n[257]\n"Betje Wolff stond eenige trappen hooger. Wij zagen reeds (boven, bl. 173, noot 3), dat hare verzen ‘met smaak gelezen’ werden. Wij weten dat in \'t bijzonder van hare Mengelzangen, die in 1772 het licht zagen 1) ; evenzoo van het gedicht Aan mijnen geest 2) , waarvan zij in een brief aan Gallandat van 5 Juni 1774 zei 3) : ‘Het Hekeldicht maakt in Holland so veel opgang, dat de druk bykans weg is, en dat men een tweeden denkt aan te leggen.’"\n\n[258]\nWel erkende zij in het gedicht Aan mynen geest (bl. 15):\n\n \'t Aandoenlyke, de ziel der Dichtkunst, is \'er in; \n Maar evenwel nogthans, en des al niet te min, \n Dit zyn geen vaersen van de keurige Van Merken. \n Daar, kies het beste vaers eens zelfs uit deeze werken, \n \'Er haapert altoos iets, het zy aan styl of taal, \n En, \'k heb het meer gezegd, wat schryft gy inegaal! \n Gy kunt ons, ik beken \'t, doen lachchen en doen schreijen, \n (Ik spreek goed rond goed zeeuwsch; gy weet, ik kan niet vleijen) \n Somtyds is uw penseel los, teêr, bevallig, malsch. \n Ik vind ook hier en daar wel trekken van Frans Hals. \n Ja, naar \'t getuigenis van vyanden en vrinden, \n Is, in uw Winterzang, Teniers heel klaar te vinden. \n Gy hebt iets levendigs; \'t ontbrak u nooit aan vuur: \n Men noemt me, om u, wel eens: Dichtresse der Natuur.’ \n\nEr is waarheid in die zelfcritiek, vooral in het eindoordeel:\n\n ‘Maar, weet gy wat \'er schort? - Gy hebt te veel geschreven.... \n Ja! hadt gy wat meer tyds aan \'t geen gy schryft gegeeven, \n Gy had niet half zo veel - en eens zo goed geschreeven.’']
mentions work Aan mynen geest
In this reception

No persons found

Via received works
Aan mynen geest Christina Leonora Neufville , Lucretia Wilhelmina van Merken , Betje Wolff