Notes |
["[254]\n\nUit het stukje van Mej. Moens leeren wij, dat:\n\n Schoon op der vrije Vriezen grond,\n Haar wanklend wiegje veilig stond,\nen hare moeder eene Vriezin was, echter door hare kronklende adren het Zeeuwsche bloed stroomt, want dat haar vader het licht zag in Zeeland, vroeg reeds 't heilig erf der vadren. - Teekent het aan, Biographen!\n\nHet stukje van den Heer B. Pn. de Kanter, de Zonsverduistering, is niet onverdienstelijk en goed geversifiëerd; ook zijn Aardenburg beviel ons wèl. Diezelfde stad leverde reeds vóór 50 jaren aan voorn. Dichteresse Moens stof tot eenen Eerekrans, welke A. Fokke Simonsz. deed zingen:\n[p. 255] ‘Verhief Oud Griekenland, om de eedle puikgedichten\n Zijns blinden zangers, de eer van Melesigenes,\n Dan mag ook Aardenburg een duurzame eerzuil stichten\n Voor Petronella Moens, heur blinde zangeres.\n \n Homeer kon Ilium, mijn Moens heur stad verhoogen;\n Wat schaadt toch blindheid hem, die zoo doordringend ziet!\n Wien 't Godlijk licht omstraalt, behoeft geen stofflijke oogen:\n Ons zalig vergezicht is toch op de aarde niet.’"]
|