*Art. in de Gids ARTICLE

Title *Art. in de Gids
Is same as work *Art. in de Gids
Author Unknown journalist (to be identified)
Reference
Place
Date 1838
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['Via Kuipers\nalso in scriptie Francien Petiet, UvA, 2002 – jws 11 05.\n\narticle about the Dutch translation.\n\n[46]\nDe Graaf van Foix of de aangenomen Zoon. Een geschiedkundige Roman uit de Veertiende Eeuw, door Mrs. A. E. BRAY, Schrijfster van den Protestant, Ines de.Castro enz. Uit het Engelsch. Drie\nDeelen. Amsterdam, bij J. F. SCHLEYER , 1837.\n\n»Een Roman is, of liever, moet evenzeer een kunstwerk zijn,\nals elkander voortbrengsel van het scheppend vernuft des Dichters,\nen als zoodanig moet het evenzeer aanspraak kunnen maken op\nkunStschoon, als het verhevenste heldendicht, ofschoon vorm en\'\nstof1\' in deze beiden hemelsbreed verschillen. Ongelukkig echter is\nde roman die soort van kunstvorm, in welke, uit deszelfs aard,\nveelal de grootste afwijking van het kunstschoon plaats heeft, omdat\nde stof meer onder het bereik* van iedereen, en de vorm zelf\nzoo wijd is, dat alle andere vormen daarin worden opgenomen.\nVan daar, dat men zoo ligt verleid wordt tot de gedachte, dat het\nniet veel moeite inheeft, om eenen roman te schrijven, zoodra\nmen de nieuwsgierigheid der lezers, door opeenstapeling van avon\n[p.46]\nttjren, afwisseling van schrikbarende tooneelen, vieemde uitkomsten\nen zoete kozerijen weet gaande te houden en te spannen;\nvandaar, dat het aantal Romanschrijvers en Schrijfsters ontelbaar\nis; en- eindelijk van daar\', — dat er geene soort van letterkunde,\nvan smaak bestaat, die zoo ellendig gehandhaafd wordt, als\njuist deze;\nOm eencn roman te schrijven, behoort men genie, gevoel voor\nzedelijk- en kunstschoon, gepaard met verkregene kennis van,het\nmenschelijk hart en der verschillende karakters, te bezitten; waarom\nhet dan ook de zaak van zeer weinigen is, om iets goeds te\nleveren, ofschoon honderden er zich mede ophouden: iets goeds,\ndat is, eenen roman, dien men kan lezen en herlezen, en dien\nmen, na verloop van ecnigen tijd, met dezelfde belangstelling kan\nter hand nemen, alsof men zich de eerste reize in het genot, van\ndenzelven verlustigde.\nDit is het proefhouden van het Werk, volgens den graad van\nschoonheid op den schoonheidsmeter der kunst."\nOnder dat ontelbaar aantal van Romanschrijvers en schrijfsters\nbehoort ook Mrs BRAY. Bovenstaande titel maakt dit ontwijfelbaar.\nMaar moet haar naam ook geplaatst worden op de lijst van die\nweinigen, die iets goeds leveren, een\' roman, dien men lezen en\nherlezen kan, zonder verflaauwde belangstelling?\nNeen ! althans bovengemelde roman bleef, bij onze proefneming,\nvele graden onder peil op dezen schoonheidsmeter der kunst.\nVerlangt men eene opeenstapeling van avonturen, afwisseling\nvan schrikbarende tooneelen, vreemde uitkomsten en zoete kozerijen\n, die de nieuwsgierigheid van den lezer gaande houden: —\nzij ontbreken hier niet. Gebeurtenissen binnen weinige dagen ten\neinde geloopen, hebben hier de stof geleverd tot het vullen van\nbijna even zoo vele boekdeelen.\nWij bekennen het gaarne, wij houden er niet van, wanneer\nons zoo, op c\'éne bladzijde, een acht- of tiental personen achtereenvolgende\nwordt voorgesteld, eene gewoonte, in vele romantische\nschriften van den tegenwoordigen tijd niet vreemd: wij zijn dan\nreeds in twijfel omtrent de namen der eersten, wanneer men ons\ndie der laatsten noemt. Maar evenmin zijn wij ei op gesteld, d.tt\nmen ons meer dan twintig bladzijden dwingt te lezen, om met\néén\' persoon — en er komen hier zoo vele voor — kennis te maken;\nen dat dan nog wel onder belofte, dat het ons in een paarwoorden\nzal worden medegedeeld. (Deel I, bl. 119-141).\nWelligt echter was dè Schrijfster deze belofte vergeten; want\ndat het geheugen haar niet altijd even getrouw heeft gediend, is\nons meermalen gebleken. Denzelfden persoon, dien zij ons afbeeldt:\n»hevig getroffen, met over elkander geslagen armen, naar de ri\n[p.47]\nvier gekeerd, leunende op een\' tronk van een\' afgekuotten hoom,\nen beschouwende den effen waterspiegel;" — stelt zij ons straks\nweder voor als: «leunende op zijne wapens, met zijn hoofd stijf\ntusschen zijne handen gedrukt, van kommer snikkende, en de cffene\nwatervlakte, (hij was er roerloos en peinzend op blijven staren)\ndie voor eene poos zijn gemoed tot bedaren had gebragt, zag\nhij thans niet meer. Hij sloot de oogen...." (Deel I , bl. 197 en 199.)\nDe overgroote veelheid van omstandigheden en voorvallen, welke\nons in dezen roman worden voorgesteld, schijnt de Schrijfster\nzelve in verlegenheid te hebben gebragt, en haar te hebben overtuigd\nvan de noodzakelijkheid, om telkens, in een nieuw Hoofdstuk\n, vooral in het laatste Deel, de woorden te plaatsen: »de Lezer\nzal zich nog wel herinneren..."\n1 De beschrijving van die omstandigheden en voorvallen, ofschoon\nalle op verre na niet belangrijk en ongezocht, heeft ons nogtans\nongelijk veel ,beter bevallen, dan-de schildering van eenige, hier\nvoorkomende, personen.\n»Het schijnt uw ridderlijk geheugen ontgaan te zijn, dat wij\ndezen dag zeven goede mijlen gereden hebben, sedert wij onze keel\nmet een\' dronk in den stijgbeugel bevochtigden, of ons met eenige\nvaste spijs versterkten. Wat mij betreft, schoon ik er niet de waarde\nvan een\' verroesten dolk om geef, een\' nacht in de open lucht\ndoor te brengen, terwijl de- bliksem als een dwaallichtje op mijne\nstalen muts flikkert, wenschte ik echter wel iets te hebben, dat\nmij het ligchaam versterkte: maar misschien denkt gij niet aan\ndeze zaken; maar welligt aan den nieuwen overrok ; en de prachtige\nschabrak, met welke gij pronkt." (Deel I , bl. 4-5.)\nDeze taal noemde de ridder te regt »ijdel gesnap." En wievoerde\nhaar? Een\' man, die ons vervolgens wordt voorgesteld:\nwals niet tot de zachtzinnigsten behoorende;" (bl. 11) «die ook het\nvrije en lustige leven eens krijgsmans had geleid; (bl. 17) »die\nslechts e\'e\'n trap lager stond dan de ridder zelf: dewijl hij den\npost van schildknaap bekleedde" (bl. 30.)\nDiezelfde schildknaap komt ons ook voor (bl. 75-77), veel meer\ndan pas geeft het woord te voeren tegen achtenswaardige personen,\ndie tot zijnen ridder spreken, om hem belangrijke berigten mede\nte deelen. Of moet men deze onbescheidenheid toegeven, »omdat\nhij door den wijn vermetel geworden was ?" (bl. 70.)\nEen ander voorbeeld dan uit de karakterschets van den Heer EVA»\nVAN FOIX. «Zijne dierbaarste hoop is de gunst\'en het bezit van\nJonkvrouw JOHANNA VAN BODLOGNE" (Deel I: bl. 105.) En wie was\ndan deze Jonkvrouw in zijne oogen? Hoort hoe hij haar ons zelf\nafmaait" (Deel I , bl. 106.) »o Viouw, vrouw ! ware alle bedrog\nin een\' vorm gegoten, het zou in den uwen zijn. Dw hart is zoo\n[p.48]\nverandeilijk als de windwijzer op het huis, die door elk nieuwwindje\ngedraaid wordt; uwe luimen zijn boosaardiger dan die van\nden grilligen aap, die niets dan kwaad kan uitdenken; en uw\ngejnoed, even als het water, zal helder schijnen en effen voort -\nvloeijen, tot het snel roet het getij keert, en in zijnen dwarlstroom\nalles verzwelgt." En op eene andere plaats (Deel I I , bl. 85.) »De\nlippen van JOIUKNA VAN BOULOGHE, mijne verloofde, o, deze lippen\nzijn zoo valsch als het hart, uit welks bloed zij haar gloeijend rood\nontlecnen."\nOf wil men de beschrijving van EDSTATIUS VAdoptè: hij is de\nheld van dezen Roman en reeds tot den ridderstand verheven: ja\nheeft dqn prijs van moed en dapperheid weggedragen uit het\nridderlijke tournooi. — zie hier een proefje (Deel III, bl. 44-45):\n«Terwijl EUSTATIUS een\' soberen maaltijd nuttigde, deed de goede\nvrouw haar best, hem met hare gesprekken den tijd te korten,\nen hare twee kinderen speelden om hem heen, daar zij met hunnen\nouden speelmakker zeer bevriend waren.... Zij staren hem metkinderlijke\nveibazing aan, want EDSTATIUS was voorheen nimmer\naldus in de volle wapenrusting van een\' ridder in de hut geweest,\nen alleen door zijne stalen "muts af te nemen, had hij het jongste\nkind kunnen overtuigen, dat hij EDSTATIUS was," enz.\nDe Lezer denke echter niet, dat hij te voren deze hut bezocht,\nom met deze knaapjes te spelen, neen! maar om er, afgezonderd,\nvan het grafelijk gezin, met zijne beminde ISABELLA, ongehinderd\nde onschuldige genoegens te smaken der eerste liefde. Wie ziet\ndus niet, dat de ridder EDSTATICS hier even kinderachtig is voorgesteld\nals op het vignet voor dit Werk?\n»Eene viouw is uit tegenstrijdigheden zamengesteld." (Deel I,\nbl. 109.) Harde uitspraak, voorzeker! doch wie zou het moeite\nkosten hier de toepassing te maken? —\nDat" eene vrouw groot opheeft met versierselen en kleinooden ,\nvooral wanneer zij niet, gelijk de moeder der Gracchi, zeggen,\nkan: Haec sunt ornamenta mea; wraken wij niet; doch bij elke\ngelegenheid haar hiervan in het breede te hooren opgeven, behaagt\nons nogtans geenszins. Ook de Schrijfster beviel ons hierin niet.\nIn onze verbeelding deed de schitterende glans van zoo veel zilver,\ngoud,purper, juweelen, paarlen en edelgesteenten, onze oogen pijnlijk\naan (Deel I, bl. 90-91 en elders); terwijl het ons voorkwam, dat\nde prachtige kleederen en versierselen veel moeten hebben geleden\ndoor den walm »van twaalf groote brandende fakkels, bij de\noverige verlichting in de zaal\', nabij de tafel geplaatst. (Deel I I , .\nbl. 66.) Het zou er ons ook te benaauwd gevallen zijn, tenzij wij ons\nlaten misleiden door de gedachte aan onze hedendaagsche flambeauxdtaphanes,\nen welligt konden die riddeilijke familien er beter tegen.\nO\n[p.49]\nDoch al noemden wij nog meer van hetgeen ons niet bevallen\nis, nogtans zal deze Roman, onder het groote lezend publiek, wel\naftrek vinden. De vertaler kan zich hiervan verzekerd houden,\nschoon de Uollandsche taal op vele plaatsen verminkt, de stijl\nstroef en stootend is, en de namen der spiekende of handelende\npersonen met elkander zijn verward, zoodat men meermalen\nEquitan leest, waar Espaign moest staan. Ook de uitgever behoeft\nhieraan niet te twijfelen, al is het papier wat gering, en\nal kan men eene bladzijde vol hinderlijke misstellingen aanwijzen.\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
In this reception

No persons found

Via received works
De Foix or, Sketches of the manners and customs of the fourteenth century Anna Eliza Bray