*Art. over Linton in De Gids ARTICLE

Title *Art. over Linton in De Gids
Is same as work *Art. over Linton in De Gids
Author Marie Henriëtte Koorders - Boeke
Reference
Place
Date 1878
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['NB Bosboom-Toussaint completely disagrees with this article: Koorders heeft er niets van begrepen. Reeser, Huwelijksjaren p. 406.\n\n[p. 171]\n“Leam Dundas, naar het Engelsch van Mrs Lynn Linton,\nschrijfster van Patricia Kemball, enz., door Hermina. In\ntwee boeken, \'s Gravenhage, D. A. Thieme, 1876.\n\nOnder de door zeker predikant summier veroordeelde, en door een\ntweede niet dan schoorvoetend in bescherming genomen, gezangen uit\nden ouden Gereformeerden bundel \', waarop nogtans sommige\nhuisvaders hun gezin aan het ontbijt bij voorkeur vergasten, behoort\ner een, door ons kinderen, hoogstoneerbiedig, "het Recept" genoemd.\nMen weet wel, van :\n"Voegt bij de deugd een kloek verstand,\nBij kloek verstand een matig leven", etc.\nAan dat "Recept" nu word ik onwillekeurig altijd herinnerd, zoo\nvaak ik een roman van Mrs Lynn Linton in handen krijg. Alleenlijk\nzvjn de door haar gebruikte bestanddeelen, waar zij haar gerechten\nuit bereidt, niet bepaald "deugd, godzaligheid, broederlijke zin en\nalgemeene menschenmin". Verre van daar.\nBij haar heet het: "Neem tot grondstof een natuurkind, liefst zoo\nongevormd en groen mogelijk, rechtschapen, maar door en door onpraktisch;\nvermeng het wel met eenige "deftige, hoogstfatsoenlijke",\nwelgezeteu en welgeziene lieden — zonder hoofden en harten —\nhoe "christelijker" en "conservatiever", hoe dommer en onwaardiger,\nzooveel te beter. Vergeet vooral den predikant-wereldling en zijn\ngansachtige huisvrouw niet; kruidt het met een laaghartige, doortrapte,\nmaar beminnelijke en beminde bedriegster; doe er als zout\neen paar eerlijke, brave menschen bij — maar vooral niet te veel\nzout, niet te hartig; stoof het volgens een vooraf vastgesteld universeel\nkookplan, en dien het op in den schotel uwer hoogere wijsheid,\nuwer ontegenzeggelijke menschen- en wereldkennis.\nOfwel:\nNeem een zeker aantal benauwend alledaagsche menschen — die\neven weinig belangstelling verwachten als verdienen — en een of\ntwee zonderling misdadige of zonderling onschuldige personen, en\nhamer, timmer, smeed, kneed, vijl, slijp daar een verhaal uit; sla\ndikke spijkers met koppen van realiteit en cynisme; en bovenal\n\n1 Zie Stemmen voor Waarheid en Vrede.\n\n172 BIBLÏOGBAPHISCH ALBUM.\nlaat niemand u zelfs verdenken kunnen van een greintje poëzie, heilig\nvuur of inspiratie.\nDit oordeel klinkt hard, volgens Mrs L. L.\'s vereerders — want\ndie heeft zij velen—zeker schreeuwend onbillijk; maar ik voor mij\nkan tot geen andere slotsom geraken. Zelfs bespeur ik achteruitgang\nin haar talent. Nam JosMa Bavids althans een geheel eenige plaats\nin — al kwam die plaats mij voor tamelijk geusurpeerd te zijn; —\nwaren in Patricia Kemhall de schitterende bladzijden vele, en boeiden\nde hoofdpersonen, hoe dan ook; — Leam Bundas maakte van het\nbegin tot het eind een nachtmerrie-indruk op me. De menschen en\ngebeurtenissen lijken juist zooveel pp de werkelijkheid, als in een\nbenauwenden, vervelenden droom; wij deelen er in omdat het niet\nanders kan, maar zonder een oogtnblik het plaagachtig bewustzijn\nte verliezen dat het altemaal nevelbeelden en goochelgestalten zijn,\nen dat wij bij het ontwaken noch spijt noch verlichting zullen gevoelen.\nZeer zeker bevat ook deze dikke roman enkele goede schilderingen,\nen zeer menschkundige opmerkingen. De door alle vrouwen over\nhet paard getilde, en zich aan vrouwenliefde onbeschroomd lavende\nsultan, Edgar Harrowby, bij voorbeeld, die zich niet ontziet meer\ndan eene vrouw, ook stoffelijk, aan zijn harem op te oiferen,\nmaar wiens eigen vrouw een Caesarsgade zijn moet — eene waarop\nzelfs geen schaduw van verdenking mag rusten — is akelig naar\nhet leven geteekend. En Leam Dundas, haar levensgeluk aan\ndien Jaggernaut ten offer brengend, door zijn vermeende heiligheid\ntegen haar ontwijdende aanraking te beschermen, is werkelijk\ntragisch. Maar dat is dan ook, naar mijn schatting, de eenige verzachtende\nomstandigheid van het geheele boek, hetwelk, dunkt me,\nook onder de gewone rubriek Leesgezelschapromans een weinig begeerlijke\nplaats bekleedt.\nNiemand toch zal het wijzer, beter, reiner, gelukkiger maken, of\nook maar aangenaam bezig houden. Het verruimt den blik niet,\nen geeft niets te denken; schoon strikt zedelijk in den alledaagschen\nzin van het woord, laat het, even als Patricia Kemhall, een indruk\nvan geschokt rechtsgevoel achter; het streelt zin, geest noch gemoed;\nmist zelfs den prikkel van het hartstochtelijke (die nog wakker kan\nschudden of tot tegenstand aanvuren); het boeit wel, maar de bekoring\nis van een onaangename, hinderlijke soort.\nDoch genoeg: hoe langer ik er over nadenk, hoe bitterder het\n\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM. 173\nmij stemt. Alleen nog tot toelichting van het beweerde, een kort\nverslag van den inhoud, met aanhalingen gestaafd.\nOp een plekje, "zooals dichters gaarne beschrijven en schilders\nop het doek brengen", ligt een dorp, North Ashton, dat die natuur\nontheiligt; want "de armen, stil staande in ontwikkeling en stoffelijken\nvooruitgang, leven, zwoegen en sterven er, slechts weinig verheven\nboven de dieren die zij weiden; en de vrouwen en dochters\nvan de meergegoeden brengen er haar halve leven door met het\nvervelende en eentonige van de andere helft te betreuren". Ons\nkomt die toestand exceptioneel-melankoliek voor\'; maar volgens onze\nschrijfster is het een "doodgewoon, alledaagsch dorp".\nIn dat North Ashton nu, wordt "de aristocratie", behalve door\nde Fairbairns, die een te onbeteekende rol spelen, om ze in dit\nschetsje op te nemen, vertegenwoordigd door vier families. Bovenaan\nstaat het gezin van den predikant. De man zelf is, volgens Mrs L. L.\'s\nlievelingstype, een dikbuikig zinnendienaar, die zijn heilig ambt misbruikt\nals het gemakkelijk middel om een lui, lekker leventje te\nleiden, en om wien te kenschetsen z^j ditmaal zelfs profanie pleegt,\ndoor hem het hoogheerlijk bijbelwoord: "In mijns vaders huis zijn\nvele woningen", te doen uitleggeD alsof hij ook in den hemel (hoe\nmoet zoo\'n onding in den hemel komen?) zal verheven zijn boven\nzijn arme gemeenteleden, die hij verwaarloost en minacht. Een\ntype dat mij gruwt en griezelt om het altijd en altijd weer in ficties\nte zien optreden. Dan zijn vrouw, "de gans", zich in dit bijzondere\ngeval onderscheidend door een groote voorliefde voor bakerkinderen,\nen een zekere mate van bekrompen goedhartigheid; en eindelijk zijn\neenige dochter, Adelaïde, de welopgevoede dame bij uitnemendheid\nuit Mrs L. L.\'s boeken, hier vrij geestig geteekend als "iemand\ndie niet licht weer loslaat wat zij eens met haar glacé handschoentjes,\na trois boutons, heeft naar zich toegehaald". II. Door\nde Harrowby\'s, een weduwmoeder met drie ongetrouwde dochters,\nwaarvan twee verzuurd; en de jongste, Josephine, nullig, trouwlustig,\nmaar goedhartig, en twee zoons, Frank, een pedanten vertegenwoordiger\nvan het jonge Engeland, en Edgar, reeds geschetst.\nIII. Door de Corfields: Een antiquaar, meer thuis in de vergiften dan\nin de menschenwereld; zijn vrouw, "de snibbige kat, de slimme heks",\nzooals de zeer beminnelijke moeder der heldin haar, ook in haar\ntegenwoordigheid, aanduidt; en hun eenige zoon, de verwende, ver\n\n174 * BIBLIOGRAPHISCH ALBUM.\nweekelijkte Alick, van het begin tot het eind de hopelooze aanbidder\ndier heldin, maar wiens "schoone ziel" in een foeileelijk lichaam, al\nworden wij er heel die twee dikke deelen door aanhoudend op gewezen\nen aan herinnerd, en klaarblijkelijk onze sympathie er voor\ngevergd, mij althans geenerlei sympathie wist in te boezemen. Zelfs\nniet, als hij , door Leam te trouwen, "de helft van haar schuld op\nzich wil laden voor God en menschen", of, wat hem een beter\nrecht op mijn goede meening geven moest, als hulpprediker tracht\nte herstellen, wat de predikant verkerft. Hij is en blijft, bij al wat\nhij doet en nalaat, gevoelt of ondervindt, voor mij een pop, een\nmannekijn, door de schrijfster in allerlei houdingen gedwongen en\ngewrongen.\nEindelijk, ten vierde, de familie waarnaar het boek zijn naam\ndraagt: Papa Dundas, achtereenvolgens de gelukkige bezitter van\ndrie vrouwen, beginnende met Pepita, de heetbloedige Spaansche,\n"met het gelaat eener Sybille en het humeur van een duivel". Deze\naantrekkelijke dame, die den "koudbloedigen Engelschman" alleen\ntrouwde omdat hij op zijn naamgenoot, den heiligen Sebastiaan,\ngeleek, "en om door hem uit het kroegje haars vaders naar "el corte"\ngebracht te worden", wreekt zich over haar teleurstelling, door haar\ndagen door te brengen, al knoflooketend en op een omgekeerden\nbloempot tokkelend, liggend in een hangmat, daar alleen van tijd tot\ntijd uitschietend, om ieder met wie zij in aanraking komt te onthalen\nop "overluid denken", waarbij "Gij liegt, dom varken", tot\nhaar geliefkoosde zinwendingen behoort; of door haar dochtertje\n"Leama" (Leam) te bederven en een als duivel vermomde pop\n(die zij El Senor Papa gedoopt heeft) te leeren minachten en mishandelen.\nZij sterft aan "een beroerte van kwaadheid" over den liefdehandel\nvan den man dien zij haat, met zijn aanstaande tweede vrouw, de\nderde heldin van het boek, "Madame la Marquise de Montfort",\neen verlaten minnares van Edgar, die met haar en zijn kind, onder\neen netwerk van bedrog en valsche gegevens, zich op North Ashton\nheeft genesteld, en zich bij zijn vrienden en betrekkingen heeft\ningedrongen, om hem bij zijn terugkomst tot een huwelijk te\nnoodzaken.\nDeze intriguante, oorspronkelijk door den predikant ingehaald,\n"omdat zij mooi was en met veel bagage reisde" — die alle mannen\n\nBIBLIOGBAPHISCH ALBUM. 175\nbetoovert en bijkans alle vrouwen daarbij — zelfs Pepita een tijdlang,\ndoor bekendheid met het Spaansche hof te huichelen — laat\nhaar tien vogels in de lucht —• Harrowby\'s voornaamheid — voor\nden eenen vogel in de hand, Sebastiaan Dundas\' rijkdom, varen, trouwt\nhem, nadat zij zich als de opvoedster zijner dochter nog verder in\nzijn goede gunsten heeft ingewerkt, en wordt door die dochter\nden eersten nacht van hare thuiskomst met pruisisch zuur vergiftigd,\ndaartoe aan Alick Corfield ontkaapt, den eenigen die de misdaad\nvermoedt.\nDeze moordenaresse uit liefde tot een doode moeder (want dat\nwas de eenige drijfveer tot de daad), van nu af aan de hoofdpersoon,\nwordt nu door een vierjarig verblijf op een kostschool\neen weinigje ontbolsterd; leert daar althans het eerste a b c der\ngewoon menschelijke begrippen — waarvan zij tot nu toe niet\nhet geringste besef had gehad; verbreekt \'althans een enkele maal\nhaar hooghartig stilzwijgen om nog iets anders te zeggen dan\nonaangenaamheden a la Pepita, en tracht voor het door haar\nschuld moedeloos geworden stiefdochtertje haars vaders, die moeder\neenigermate te vervangen. Vooral toen haar oprechte liefde voor\nEdgar — die, hoewel in ieders meening, ook der hoofdpersonen\n, voorbestemd om Adelaïde te trouwen, "daar zij met een\nschaartje voor hem geknipt is" zich niet ontzien beeft Leam,\neerst uit tijdverdrijf en daarna in goeden ernst, het hof te maken\nen van een huwelijk te spreken — haar veel zachter en vrouwelijker\nstemt. Edgards dochtertje echter, dat door deze, ook\nzonder dat men de stem des bloeds vermoedt, voortdurend onthaald\nwordt op wat dat juffertje het hoogste stelt, bonbons en\n"mannenliefkozingen", wil niets van Leam weten; geeft de voorkeur\naan Josephine, die ook later Leams derde moeder wordt, en\nbeschuldigt Leam, toen zij door eigen ongehoorzaamheid in het water\nis gevallen, van haar daarin te hebben geworpen en haar te hebben\nwillen verdrinken. Men ziet het, \'t appeltje valt niet ver van den\nstam. Leam, toch reeds zenuwachtig gestemd, omdat dit zusje haar\ntelkens afvraagt "wie toch haar eigen mama doodgemaakt heeft",\nen omdat Gryce, een nieuw bewoner van North Ashton (een menschenvriend,\nvrijdenker, bioloog), haar door geheime invloeden haar\ngeheim onttroggeld heeft, raakt nu heel en al overstuur. En als,\nbij gelegenheid van een onweersstorm, een bliksemstraal het\n\n176 BIBLIOGKAPHISCH ALBUM.\nachtste gebod verlicht der Geïllustreerde Tien Geboden (een cadeau\nvan zijn tweede vrouw, waarvoor haar papa na dezer dood zelf de\nrekening heeft moeten betalen), dan "herinnert zij zich" plotseling\ndat zij eigenlijk een moord op het geweten heeft, en besluit Edgar\nvoor haar onwaardigheid de oogen te openen. En dan volgt de\nwaarachtig schoone scène, waarin zij Edgar — reeds half besloten om\nhaar te trouwen — waarschuwt dat zij zijns niet waardig is. Deze\nis dat geheel met haar eens, wendt zich terstond weer tot Adelaïde,\nwordt door die dame, die gaarne "in troebel water vischt", verder om\nde pink gewonden, en Leam wordt "weggevaagd", verdwijnt althans\nvoor goed uit North Ashton. Door Gryce, onder een valschen naam\nbij een nare, onsmakelijke zuster van hem weggesmokkeld, die\nergens in een naakt steenachtig oord een naakt steenen huis bewoont,\nvinden wij Leam weer, een naakt-steenachtig leven leidend,\nzelfs niet opgefleurd door de tegenwoordigheid van haar onveranderlijken\naanbidder Alick, haar door Gryce als predikant van het\nplaatsje achterna gestuurd. Door een akelig realistisch-geteekend\nhuwelijksreis-avontuur van Edgar en Adelaïde, tot de ontdekking\ngekomen, dat die twee man en vrouw zijn, en door een zeer\nromantisch, onwaarschijnlijk springveer-incident, tot de overtuiging\ngeraakt, dat Edgar harer nooit waardig geweest is, kust zij hem\ngoeden dag, terwijl hij slapend op een stoel van haar zit te droomen,\nen neemt weer de vlucht. "Waarheen" weet ze; niet, en "waarom"\nevenmin; "maar alleen gedreven door een onbewust instinct om zich\nte verbergen en aan iets te ontsnappen", de woeste klippen opgerend,\nwordt zij door Edgar, die de onrustige huwelijkssponde reeds bij\nhet uchtendkrieken verlaten heeft, en alleen is opgewandeld, terwijl\nzijn vrouw in het rijtuig volgt ("om eens van haar af te wezen")\ngevonden, met het portret van diens eerste geliefde en kind nog in\nde doode hand geklemd. Edgar verbergt snel de beschuldigende\nportretten, "opdat zijn vrouw niets merke", dwingt deze de levenlooze\ngedaante van haar mededingster, die hij voor haar oogen kust,\nmet zich in het rijtuig te nemen; en het boek eindigt, terwijl zij\nzoo wegrijden, met een anderen misbruikten bijbeltekst.\nHoe toch, anders dan in de verbeelding dezer schrijfster, zou het\nkunnen opkomen, eenig verband te vinden tusschen de door Alick\nals tekstvers afgelezen hemelschoone troostwoorden: "Gods offers zijn\neen gebroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart zult Gij, o\n\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM. 177\nGod niet versmaden", en het slot van dezen zeer onschoonen, zeer\naardschen roman? — van dit boek, dat Mrs Lynn Linton gemeend\nheeft aan haar landgenooten, en "Hermine", door een overigens\nwelgelukte, zoetvloeiende vertaling, aan de onzen te moeten aanbieden;\nmaar dat geenszins een verrijking van eenige litteratuur\ngenoemd kan worden, althans niet in de wellicht te subjectieve\nschatting van\nH.K.B.”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
comments on work *Leam Dundas
In this reception

No persons found

Via received works
*Leam Dundas Eliza Lynn Linton