*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Author Unknown journalist (to be identified)
Reference
Place
Date 1898
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['Via Bel\n\nNegatief over wetenschappelijke betogen en breedvoerige redeneringen. Een ander groot gebrek is dat alles gezegd en niet getoond wordt.\n\n[p.361]\n“Barthold Meryan door CORNÉLIE HUYGENS. Amsterdam,\nP. N. van Kampen & Zoon.\n\nBij de bespreking van een vroegeren roman van Mejuffrouw\nHuygens, Hoogenoord, heb ik der schrijfster er een grief van gemaakt,\ndat de maatschappelijke vraagstukken waarvoor zij in haar\nwerk de aandacht vroeg en voor wier uiteenzetting de roman\nblijkbaar geschreven was, er niet mee saamgeweven maar er buiten\ntegenaan geplakt waren. „Het komt mij voor" — schreef ik—• „dat\nCornélie Huygens, door haren roman tot voertuig te willen maken\nvan zekere radicale theorieèn, hare krachten overschat en dientengevolge\naan de zaak, welke zij meende te dienen, een averechtschen\ndienst bewezen heeft. Ik kan den indruk niet van mij weren, dat\ndie theorieèn bij de schrijfster zelve nog niet tot volledige rijpheid\nzijn gekomen ; dat zij er wel veel over gehoord, veel over gelezen\nen over nagedacht heeft, maar dit alles nog niet zóó geheel in\nzich heeft opgenomen om het te kunnen beheerschen en te kunnen\nkneden in den vereischten kunstvorm."\nSedert zijn vijf jaren verloopen. De schrijfster van Hoogenoord\nheeft hare studièn ijverig voortgezet, zij heeft zich verdiept in datgene\nwaarvan zij vroeger nog slechts oppervlakkig had kennis genomen,\nzij heeft de beginselen van het socialisme tot de hare\ngemaakt, en andermaal heeft zij zich gedrongen gevoeld om de\ndenkbeelden en theorieèn, tot wier verspreiding zij wenscht mede\nte werken, in den vorm van een roman begrijpelijk en aannemelijk\nte maken.\n\n362 LETTERKUNDIGE KRONIEK.\nIn meer dan één opzicht is er vooruitgang. De diepere studie\nvan de maatschappelijke beweging die socialisme heet, haar in\naanraking komen met de leiders dier beweging, haar meeleven van\nden strijd, moest tengevolge hebben dat de romanschrijfster, nu zij\nhet socialisme ten tooneele bracht, in staat bleek zoowel wat tot\nzijn verdediging als wat tot zijn bestrijding pleegt aangevoerd te\nworden, de verschillende vormen waarin het zich vertoont, zoo\nvolledig mogelijk weer te geven. Beter dan in Hoogenoord blijkt\nzij in haar onderwerp thuis. Maar vooral ook verdient dit met\nwaardeering vermeld: het maatschappelijk vraagstuk dat Mej.\nHuygens ter behandeling koos staat niet langer buiten den roman\ner tegenaan geplakt, zooals in het vorig werk, het is met den roman,\nin zijn hoofdpersonen, saamgeweven.\nEén fout echter, die ik in Hoogenoord signaleerde, vindt men in\ndezen zooveel breeder opgezetten en omvangrijkeren roman in erger\nmate terug. Ook nu heeft de schrijfster goed gevonden, in een\nwerk, waarin de personen in hunne handelingen, in hunne gesprekken,\nin hetgeen er van hen verhaald wordt voor ons behooren\nte leven, een overgroote plaats in te ruimen aan het wetenschappelijk\nbetoog, aan de breedvoerige redeneering, haast zeide ik:\naan de declamatie.\nEerst krijgen wij, ten huize van den Delftschen professor in de\nstaathuishoudkunde Denners, van den socialist Erank Martalis\neene redevoering die 81/2 bladzijden van het boek beslaat, gevolgd\ndoor 4 bladzijden repliek, waarop dan weer 10 Va bladzijden dupliek\nvolgen: te samen dus 19 bladzijden socialistisch en 4 anti-socialistisch\nbetoog. Later krijgen wij het verhaal van eene socialistische\nvolksvergadering op een dorpje in Friesland, waar de parlementaire\nsocialist Martalis 5 bladzijden lang spreekt en beantwoord wordt\ndoor den anti-parlementarist,den grooten leider Rustin, die 3 blad_\nzijden lang het woord voert. Verder is de roman vol lange verhandelingen\nover de vrouwen-quaestie, de arbeidskerk en tal van\nandere maatschappelijke vraagstukken die, te pas en te onpas aangebracht,\nde handeling vaak noodeloos ophouden.\nUit al deze vertoogen blijkt de rijke belezenheid van Mejuffrouw\nCornélie Huygens. Al wat de groote socialisten en de bekende\nauteurs over socialisme over de brandende vraagstukken geschreven\nhebben vindt men, geëxcerpeerd of met hun eigen woorden, hier\nterug; de argumenten van de parlementaristen en de anti-parlemen\n\nLETTERKUNDIGE KRONIEK. 363\ntaristen, die men tot vervelens toe in meetings en courantartikelen\nheeft kunnen vernemen, worden in de debatten en gesprekken\nherhaald; zelfs ziet de schrijfster er niet tegenop om treffende vergelijkingen\ndoor bekende redenaars gebezigd, haar personen als\neigen denkbeelden in den mond te leggen. Zoo zegt professor\nDenners in een gesprek met zijn vrouw, zijn dochter en zijn leerling\nBarthold : „Ik voel mij op geestelijk gebied zoo ongeveer als\neen wachter op de rails van een spoorlijn . . . een bescheiden\nbaantje, maar dat er toch ook wezen moet. De taak van den machinist,\ndie met vaste hand en scherpen blik zijn vlammend ijzeren\nros door de ruimte stuurt, is veel verheffender en bezielender,\nmaar als de weg onklaar is, hebben er deraillementen en botsingen\nplaats. Dat met mijn arbeid te voorkomen, heb ik mij ten doel\ngesteld." Hetzelfde motief, maar fraaier geharmoniëerd en breeder\nuitgewerkt, vindt men bij Quack aan het slot van zijn „Sociale\npolitiek", de rede gehouden bij de aanvaarding van het hoogleeraarsambt\nte Amsterdam op 29 September 1885 : „Op het onmetelijk\nveld der aarde rollen langs de ijzeren rails uit de verte, van tegenovergestelde\nkanten, met bliksemsnelheid soms twee treinen voort.\nDe locomotieven vliegen en sleepen de lange wagenreeksen vol\nmenschen en kinderen achter zich. Het vuur wordt gestookt, de\nvonken schieten gloeiend weg, in zwalpende strepen verdikt zich\nde rook. Daar ziet gij op verren, verren afstand dat de treinen\nop hetzelfde spoor zich bewegen. Gij behoudt uw kalmte, uw\nzelf bedwang. En lang vóór dat een ander iets van het dreigend en\nontzettend gevaar der botsing gewaar wordt, verzet gij de wissels."\nDat redeneeren, disputeeren en debatteeren uit den treure, vaak\nin een taal die zelfs geen boekentaal meer is, maar verhandelingentaal,\nmaakt de lezing van sommige gedeelten van den roman tot\neen vermoeienden en weinig verkwikkelijken arbeid. Toch zou men\nzich dien arbeid zonder te grooten onwil getroosten, wanneer men\nniet enkel de verhandelenden te hooren, maar ook de handelendzn\nte zien kreeg, wanneer niet enkel over de zieke, ontaarde maatschappij\ngepraat, maar ons die maatschappij in eenige van haar\nslachtoffers vertoond werd. Men laat ons een reis naar Friesland\nmaken, maar niet om ons te doen zien en tasten de armoede en\nellende die daar heerschen en, in verband daarmede, ons den\ninvloed van het socialisme in het Noorden te verklaren, maar\nom ons een debat te doen bijwonen tusschen een parlementair\n\n364 LETTERKUNDIGE KRONIEK.\nsocialist en zijn socialistischen tegenstander. En nergens in dezen\n466 bladzijden grooten roman wordt ons ook slechts één blik gegund\nin een arbeidersgezin of in de woning van een arme, nergens\nworden wij geleid in een werkplaats, een fabriek of te midden van\neen handelende menigte.\nBarthold Meryan wordt door de verhandeling van Frank Martalis,\nten huize van professor Denners, levendig getroffen; die verhandeling\ngeeft den eersten stoot aan zijne bekeering tot het socialisme.\nDe schrijfster zegt ervan in meerjdan^verheven taal:\n„Hij vermocht nauwelijks te omvatten al het grootsche en geweldige\ndat op hem afstormde in deze ure, waarin zijn voorheen\nvage droomen en aspiraties zich beeldden voor zijn geestesoog in\ntastbare vormen, als ware plotseling vaneengescheurd de voorhang\nvan den tempel der Oneindigheid. Het was hem alsof hij van de\nopperste toppen van het begrijpen op het leven neerblikte, hij zelf\ner buiten staande — alsof hij plotseling zag en gevoelde het hooge\nMysterie van dat Leven, het Doel, het Alles.\n„En steeds gretiger dronk hij ze in die reine aether van zijn\nverbeelding, zich dronken starend aan zijn eigen visie, meenend\ndie te kunnen vasthouden voor altijd in machtig willen, zich geheel\novergevend aan de ziele-vervoering van den naar mooiheid\ndorstende, voor wien de grenzen tusschen Gelooven en Begrijpen\nwegvallen bij het naderen van het land der Belofte."\nAlles goed en wel, maar waar blijkt het dat deze „naar mooiheid\ndorstende" ooit de leelijkheid, de ellende van nabij heeft gezien,\ndat hij zich te midden van de misdeelden heeft bewogen, met hen\nheeft omgegaan, hunne nooden aangehoord, zelf gewerkt heeft op\nhet sociaal arbeidsveld of anderen daar aan het werk heeft gezien,\nnog op andere wijze dan met woorden en nog eens woorden ?\nDat is het groote gebrek van dezen roman, een gebrek dat niet\nweg mag doen cijferen een reeks van voortreffelijke bladzijden en\ngelukkige grepen in de eerste hoofdstukken, waar de karakters van\nBarthold en van den ouden heer Meryan geposeerd worden in\ntooneelen die „naar het leven" genomen schijnen ; in de beschrijving\nvan de familie Denners ; in het bezoek bij Thornton, in de\nziekte van Barthold en zijn ontmoeting met Anna na zijn herstel;\n•— maar toch een gebrek, dat al dat werkelijk mooie (waartoe ik\nniet reken de episoden waarin de roman-intrigante Carla de Martignel\nde hoofdrol speelt) op den achtergrond dringt.\n\nLETTERKUNDIGE KRONIEK. 365\nIs er misschien reden om Mejuffrouw Huygens te verwijten dat\nzij van de hoofdpersonen uit Barthold Meryan de socialisten en\nhen die het socialisme naderen met alle denkbare deugden heeft\nbegiftigd en den niet-socialisten de minder fraaie rollen heeft toebedeeld?\nIk geloof het niet. Het was nu eenmaal kennelijk haar\ndoel om, in hare qualiteit als romanschrijfster, propaganda te maken\nvoor het socialisme en het was haar recht, menschen en zaken door\nhaar roodgekleurden bril bekijkend, die weer te geven zooals zij ze\nzag, of meende te zien.\nOp het oogenblik dat ik dit schrijf, nadert Zola\'s roman Paris\nin het Fransche dagblad Le Journal zijn voltooiing. Ook daarin\nspeelt het socialisme, en zelfs het anarchisme, een groote rol. Doch\nbij Zola hooren wij niet meer dan noodig er over spreken; vóór\nalles zien wij de socialisten aan het werk, leven wij het leven van\nParijs op het eind der negentiende eeuw mede. Hoe door de ellende\nder armen, door de harteloosheid en de wuftheid der rijken, dooide\npolitiek, de toestanden ontstaan en meer en meer bederven;\nhoe van een in den grond goed man een misdadiger groeit, en\nhoe zij die het goede willen machteloos staan tegenover dit alles, —\nal de schoone schijn en al de verrotting van de wereldstad wordt\nin Paris ons betoogd, maar op de wijs die den romanschrijver\nvoegt, niet in verhandelingen maar in handelingen, en zóó dat\nalles voor ons trilt van leven en het beeld der maatschappij in al\nhaar verschrikkelijke waarheid voor onze oogen komt te staan.\n„ B i l d e , K ü n s t l e r ! r e d e n i c h t ! " Het waarschuwend\nwoord van Goethe schijnt nog altijd voor velen te vergeefs geschreven,\nook voor Mejuffrouw Huygens. Zij heeft zich in Barthold\nMeryan door het „reden" zoolang laten ophouden, dat er voor het\n„bilden" niet genoeg tijd overbleef, en zij aan het eind van haren\nlangen, langen roman haren held niet verder heeft kunnen brengen\ndan tot aan het begin van zijn eigenlijke loopbaan.\n„Ik kom later wel eens, als het vijfde bedrijf begint," schrijft\nEobert Kant aan zijn vriend Barthold, wanneer deze, door zijne\nvereeniging met Anna Denners, aan den ingang staat van een nieuw\ntijdperk van zijn leven; en die woorden zijn tevens de laatste\nwoorden van den roman.\nWil dit zeggen dat de schrijfster op het voetspoor van Engelsche\nschrijfsters van sociale romans, van een Mrs. Ward, voornemens\nis een vervolg op Barthold Meryan te schrijven ? Indien\n\n366 LETTERKUNDIGE KRONIEK.\ndit in haar plan ligt en zij inmiddels tot het besef gekomen is\nvan hetgeen aan haar laatsten roman ontbreekt, dan heeft Cornélie\nHuygens zeker stof genoeg in hare herinnering en in hare verbeelding\nom ons Barthold en Anna te laten zien werkend en\nstrijdend op het veld van den socialen arbeid, en talent genoeg\nom daarvan iets zeer belangwekkends en iets zeer boeiends, een\nding van schoonheid, te maken.”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
comments on work Barthold Méryan
In this reception

No persons found

Via received works
Barthold Méryan Cornélie Lydie Huygens