*Mention in Art. in de Gids on Tesselschade, jaarboekje voor 1839 ARTICLE

Title *Mention in Art. in de Gids on Tesselschade, jaarboekje voor 1839
Is same as work *Mention in Art. in de Gids on Tesselschade, jaarboekje voor 1839
Author Unknown journalist (to be identified)
Reference
Place
Date 1839
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['via T. Streng, Geschapen om te scheppen, 1997, p. 28, p.104\n\nJournalist lauds Hasebroek in De Gids (1839 I, Boekbeoordeelingen, p.41-51), for her contribution because of "een resultaat van vrouwelijke opmerking en betrachting" something female, that men never can write about. \nWhole quote see Streng p. 28.\n\n[p.48]\n"Onder de Piozastukjcs moeten wij het eerst met onderscheiding\nvan Oordeel niet gewagen. Wij heeten de schoone Schrijfster in\ndit Jaarboekje welkom; wij nemen deze gelegenheid te baat, haar\nonze hulde toe te brengen voor haren fraaijen eersteling: te Laat;\neen boek, dat zoo veel sympathie en bewondering bij hare kunne\ngevonden heeft. Oordeel niet is een dergelijk tafereel met weinig,\nmaar welaangclegde intrigue, een resultaat van vrouwelijke opmerking\nen betrachting. Het tooneel bij het concert, de ontdekking\nvan hetgeen in het hart eener vriendin omgaat, boven alles de\nzelfopoffering, waaraan JIAGDALEKA zich onderwerpt: de fijne trekken\n, die ons hier boeijen, konden alleen door eenen vrouwelijkcn\nblik opgemerkt, door eene vrouwelijke hand geteekend worden.\nWij \'weten, wat het ons kost in het heiligdom van het vrouwelijk\ngemoed binnen te dringen: bij het schetsen van hare gewaarwordingen\nis onze mannelijke taal en uitdrukking of hard en oppervlakkig,\nof afgetrokken en wijsgeerig, .of overdreven en sentimentcel\n: en daarom hebben wij zoo zeer behoefte aan vrouwelijke\nbekentenissen, vrouwelijke opmerkingen, vrouwelijke voorbeelden.\nWij zijn, geloof ik, dikwijls jegens haar onbillijk, en ik ken er,\ndie meisjes als MASDALENA tot de zeldzaamhcden rekenen. Moge zij\neene poëtische figuur zijn, de bevallige Schrijfster heeft echter\nhare mogelijkheid verdedigd en bewezen. Ik geloof, zeg ik, dat wij\njegens de vrouwen onbillijk zijn : zal ik zeggen, omdat zij het jegens\nons zijn? Want gaarne\'hadden wij gewenscht, dat de schitterende\nTER WEEDE niet zoo spoedig, niet zoo pijlsnel in de achting onzer\nSchrijfster ware gedaald. Zoo zij met de haar eigen juistheid\nen bevalligheid ons HUGO, »ZOO geduldig, zoo zacht, zoo onderworpen"\ngeteekend had, zoo zijne vurige liefde, zijne liefde met\n[p. 49]\nzoo veel bescheidenheid gepaard, geroemd had tegen het oordeel —\nik weet het niet, mijn hoofd is wclligt niet fijn, mijn hart niet\nwarm genoeg— maar de geëerde Schrijfster beslissc, of haar plan\nnicl in diepte gewonnen hebben, en de harmonie der deelen zuiverder\nzou geworden zijn.\nWij noemden dit stukje het eerst, niet- zoo zeer om de plaats,\ndie bet in de Tcsselschade beslaat, als omdat het boven de overigen\ndoor Poèzij, zoo in vorm als gedachte, uitmunt. Daar naast\nmogen wij JONATHAN\'S Oude Vrijsters stellen."\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
In this reception

No persons found

Via received works
Oordeel Niet (in Tesselschade, Jaarboekje voor 1839) Elisabeth Johanna Hasebroek