*Mention in Art. in De Gids ARTICLE Netherlands

Title *Mention in Art. in De Gids
Is same as work *Mention in Art. in De Gids
Author Ewaldus Daniël Pijzel
Reference
Place Netherlands
Date 1876
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['A short biography.\n\n[p.77]\n“In dezen tijd\nmaakte hij kennis met de werken van Anthoinette Bourignon.\nNiet slechts om den grooten invloed, dien zij op het leven\n\n78 JAN SWAMMERDAM.\nvan Swammerdam uitoefende, maar ook om haar zelve, verdient\ndeze vrouw, dat wij eenige bijzonderheden omtrent haar leven\nen werken mededeelen.\nII\nAnthoinette Bourignon werd den 13den Januari 1616 te\nRijssel geboren, waar hare\' ouders welgestelde kooplieden waren.\nHaar moeder behandelde haar zeer onvriendelijk, daar zij een\nbijzonder leelijk kind was; Anthoinette vermeed daarom reeds\nin haar eerste jeugd het gezelschap van haar broeders en zusters,\nen vooral dat van haar ouders. Later maakte zij een uitzondering\nvoor haar vader, die zeer ingenomen was met de geestesgaven\nzijner dochter, welke in zijn oog haar gebrek aan schoonheid\nvolkomen vergoedden. Toen zij zestien jaren oud was geworden,\nwist hare oudere zuster haar te overreden, om van tijd tot tijd\naan de vermaken der jongelieden van haren leeftijd deel te\nnemen. Spoedig bemerkte Anthoinette, tot haar verbazing en\nvreugde beide, dat hare verschijning aan velen niet onwelkom\nwas. Vooral de Rijsselsche jongeheeren hadden veel met haar\nop, en gaven aan hare levendige en geestige gesprekken de\nvoorkeur boven den omgang met haar mooie vriendinnetjes.\nMaar deze wereldsgezindheid was van korten duur. In de\neenzaamheid van hare jeugd had Anthoinette zich te veel bezig\ngehouden met het lezen van mystieke en ascetische geschriften.\nOp achttienjarigen leeftijd werd plotseling het bewustzijn bij\nhaar wakker, dat zij tot iets hoogers en beters was geroepen,\ndan een leven in de vermaken der wereld doorgebracht. De\nheilige Augustinus verscheen haar, en wekte haar op om zich\ngeheel aan den dienst van God te wijden, en dit visioen werd\ndoor vele anderen gevolgd. Zij bad en smeekte haren vader\nom vergunning, zich in een klooster te mogen begeven. Maar\nde praktische en bemiddelde Rijsselsche koopman had voor zijne\ndochter geheel andere plannen gemaakt Tot hare verbazing\nbemerkte Anthoinette, dat men haar zonder geld in geen\nklooster wilde opnemen: "waarvan zouden de goede zusters\nanders leven?" vroeg haar biechtvader, die over de naieveteit\nvan haar begrippen niet weinig verwonderd was. Van dien tijd\naf was zij slechts met geweld te bewegen, om hare kamer te\n\nJAN SWAMMERDAM. 79\nverlaten, en in hare eenzaamheid bracht zij den tijd door met\ndevoties van allerlei aard. Hare levendige verbeelding bevolkte\nhaar vertrek met duivelen en heiligen, die om hare ziel streden\nen wier woorden zij nauwkeurig mededeelt.\nIntusschen scheen haar vader te begrijpen, dat deze toestand\nniet blijvend zou wezen. Een jong koopman had aanzoek gedaan\nom de hand van Anthoinette en gereedelijk de toestemming\nvan haar vader verworven. Met klimmenden angst zag de\ndochter het oogenblik te gemoet, waarop zij zich aan den wil\nvan haren gestrengen vader zou moeten onderwerpen. Een\nonverwachte afwezigheid van den bruidegom maakte het noodig,\nhet huwelijk nog eenige dagen uit te stellen, en Anthoinette\nmaakte van die gelegenheid gebruik, om de ouderlijke woning\nte ontvluchten. Zij had zich in het hoofd gezet, dat men\nGod slechts in de eenzaamheid der woestijn dienen kon, en\ngehoord hebbende dat er in Italië woestijnen waren, wilde zij\ndaarheen trekken. De weinige stuivers, die zij had medegenomen,\nwierp zij spoedig weg — want eene stem zeide haar,\ndat die voorzorg bewees, hoe zwak nog haar geloof was. Twee\ndagen lang zwierf zij rond, en stuitte toen op eene bende soldaten,\ndie weldra ontdekten, dat zij met een voorgewenden\npelgrim te doen hadden, en aan wier ruwe spotternijen zij door\nden pastoor van het naburige dorp werd onttrokken. De\npastoor was met het geval verlegen, en vroeg den aartsbisschop\nom raad. De geestelijke heeren begrepen, dat men van een\nzoo buitengewonen geloofsijver partij moest trekken, en moedigden\nAnthoinette\'s voornemen aan, om zich in de eenzaamheid\nterug te trekken, maar beduidden haar tevens, dat Italiaansche\nwoestijnen daarvoor juist niet noodig waren. Zij wisten ook\nharen vader, die. spoedig daarna zijne dochter op \'t spoor gekomen\nwas, te overreden, om zich niet tegen hare roeping\nte verzetten.\nGedurende de volgende zeventien jaren vinden wij Anthoinette\nBourignon nu eens in Rijssel, dan weer in Mans; somtijds\nin een klooster, waar hare nauwkeurige opvolging der\nkloostergeloften en hare onvermoeide devoties haar van den\nkant der minder nauwgezette zusters allerlei onaangenaamheden\nbezorgden; soms ook in een afzonderlijke kluis, op ^jeen kerkhof\nvoor haar gebouwd, waar zij in eene doodkist sliep. Zij\nverhaalt in hare levensbeschrijving uitvoerig hare gesprekken\nmet God en Christus gehouden, en de zaligheid, welke zij in\n\n80 JAN 8WAMMERDAM.\ndien geestelijken omgang genoot. "Hij heeft mij geleid," zoo\nschrijft zij, "in een klein hoekje, daer alleenig met hem opge-\n"slooten als eene wel suivere en eenvoudige sterkte, waer ik\n"eene volmaekte vryheid en versekertheid gevoeld heb, en waer\n"ik een volmaakt genoegen en rust genoot." Opmerkelijk\nzijn in deze periode niet slechts de onmiskenbare oprechtheid\nvan hare overtuiging, maar ook de helderheid, waarmede zij\nover vele zaken sprak en schreef. De geestelijkheid raakte\nkeer op keer in verlegenheid door de lastige oprechtheid van\nde nieuwe heilige. Terwijl de oorlog in Frankrijk woedt, komt\nde pastoor haar, op aandrang van vele geloovigen, om hare\nvoorbede vragen, — maar zij weigert, en antwoordt met de\nmededeeling van een visioen. God heeft haar gelast, aan den\nPaus te doen weten, dat het verval der Kerk en de rampen\nvan den oorlog aan den jammerlijken toestand der hoogere en\nlagere geestelijkheid moet worden toegeschreven! "Segt hem\n"van mynentwege, dat den oorlog voorkomt van de ongeregeld-\n"heydt in \'t leven der Geestelyke en dat byaldien hy een\n"Vrede hebben wil, dat hy alsdan herstelt al de misbruyken,\n"die in den kerkelyken staat ingeslopen zyn."\nIn 1653 meende men voor Anthoinette Bourignon eene betrekking\ngevonden te hebben, waarin zij. nuttig werkzaam kon\nwezen en die haar weinig tijd zou laten voor gevaarlijke speculatiën.\nZij werd aangesteld tot bestuurderes van het gasthuis\nvan Onze Lieve Vrouw der Zeven "Weeën, eene inrichting\nwaarin een dertigtal behoeftige kinderen werden verpleegd.\nDeze ongelukkige schepsels waren naar lichaam en geest schandelijk\nverwaarloosd en half verdierlijkt. Met buitengewone\ngeestkracht herstelde de nieuwe Bestuurderes de orde in het\ngesticht; maar zoodra dit geschied was, begon zij aan het zieleheil\nder kinderen te arbeiden met een ijver, die de arme schapen\ndeed terugverlangen naar den tijd, waarin men hen eenvoudig\nsloeg en verder verwaarloosde. Na verloop van eenigen tijd\nvertoonde zich in het gasthuis een verschijnsel, dat in die\ndagen niet vreemd was. Men weet hoe in den tijd der beruchte\nheksenprocessen, honderden zich zei ven vrijwillig van\ntooverij beschuldigden, \'t Zij door vijandigen invloed van\nbuiten, \'t zij als reactie tegen het onkinderlijk ascetisme der\nbestuurderes, de kinderen begonnen zich met tooverij op te\nhouden. Eerst kwamen enkelen tot bekentenis, en na korten\ntijd legden allen geheel vrijwillig de afschuwelijkste en onge\n\nJAN SWAMMERDAM 81\nrijmdste verklaringen af. Allen beweerden omgang met den\nBooze te hebben en den heksensabbat geregeld bij te wonen.\nOok had de duivel hun pillen gegeven om Moeder Bourignon\nte vergiftigen, en die pillen werden werkelijk gevonden. Dit\nlaatste was waarschijnlijk het werk van een gewezen huismeester\nvan het gesticht, die, nadat Anthoinette Bourignon van haren\nvader geërfd had, meermalen aanzoek om hare hand had gedaan,\nmaar met verachting door haar was afgewezen. De zaak werd\ngerechtelijk onderzocht, maar spoedig gesust. Thans keerde de\npublieke opinie zich tegen de ongelukkige bestuurderes, die op\nhare beurt van tooVerij werd beschuldigd. Wel werd zij vrijgesproken,\nmaar zij kon hare betrekking niet langer vervullen.\nSterker dan ooit gevoelde zij de behoefte, om het licht, dat\nGod voor haar had doen opgaan, onder de menschen te laten\nschijnen. Zij maakte de nalatenschap haars vaders te gelde,\nen trok naar Vlaanderen.\nOok hier leidde zij een zwervend leven; want de openhartigheid\nwaarmede zij steeds wees op talrijke ongerechtigheden\nwaaraan de geestelijkheid zich schuldig maakte, gaven aan\npriesters en pastoors aanleiding, om haar voortdurend te vervolgen.\nEn het was niet moeielijk, daarvoor redenen te vinden,\nwant de leer die zij verkondigde, was bepaald heterodox. In\nMechelen echter verwierf zij zich een trouwen aanhanger in\nChristiaan de Cort, die aldaar Pastoor van St. Jan, en Overste\nder Oratorie was. De Cort vergezelde haar tot aan zijn dood\nop al hare zwerftochten, voorzag vele van hare talrijke werken\nvan eene voorrede, en kon geen woorden genoeg vinden, om\nzijne bewondering voor haar te betuigen. "Godt sendt" zoo\nschrijft hij in de voorrede van een harer werken, "in \'t midden\n"van dese nacht eene keers om ons te verlichten; niet door\n"middel van de Geleerde en de wyse deses weereldts, maer\n"door eene eenvoudige Dogter, die noit heeft gestudeert, noch\n"een ander meester gehad dan den H. Geest, en sy redekavelt\n"niet te min soo wel als de beste Philosooph, doorgrond en beslist\n"de hoogste stukken der Godts-geleerdheit, sonder te weten\n"wat Philosophie of Theologie te seggen is" In Nederland ging het Anthoinette Bourignon niet beter\ndan elders. Zij vertoefde er verscheiden jaren, onder anderen\n1 Het graf der valsche Theologie, door de waeragtige nitgeroeit, die afgekomen\nis van den Heiligen Geest, enz. 4 Deelen. Amsterdam, 1681—1684.\n\n82 JAN 8WAMMERDAM.\ngeruimen tijd te Amsterdam en te Haarlem, waai zij verscheiden\naanhangers had. Maar overal maakte zij zich de geestelijkheid\ntot vijand en onze Hollandsche predikanten bleken op dit punt\neven onverdraagzaam te zijn als de Eransche en Vlaamsche\npriesters. Uitdrukkelijk vermeldt zij dit in een brief, voorkomende\nin haar werk: De verblintheyt der Menschen van desen\nTyt; Die nu ten aansien harer zaligheit veel grooter is, dan\nhij ooit geweest is. (Amsterdam, 1679.) "Uwe predikers van\nAmsterdam" zoo lezen wij daar, "hebben my in \'t begin gedraagt\nof ik wel sou durven seggen, dat sy geen wederge-\n"boorne menschen zyn. En om dat ik sulks wel heb durven\n"seggen, sedert dat ik hun wel ondekt had, soo hebben sy my\n"gehaat."\nMen zou zich zeer vergissen, indien men uit hetgeen wij\nomtrent de vroegere lotgevallen van Anthoinette Bourignon\nmededeelden, wilde opmaken dat hare leer een bepaald fanatiek\nkarakter had. Het is waar, zij beschrijft ons hare visioenen\nen verschijningen; God spreekt met haar, om haar zijn wil te\ndoen kennen; maar tegenover die overblijfselen van haren\nvroegeren visionairen toestand, staat eene gematigdheid, wij\nzouden haast zeggen eene liberaliteit, die bij de steile Protestantsche\northodoxie van die dagen waarlijk gunstig afsteekt.\nIn haar werkje: "de Heylige Verrekyker" laat zij zich over\nde Praedestinatie uit, en beweert dat deze "een wanhopige,\nlasterlyke, onbetoonde en sinvolgende Leering is en eene volkomen\nKetterie." Als men haar vraagt naar hare meening\nover De Labadie antwoordt zij: "Wegens Mynheer de Labadie,\n"ik heb niets dat met syne gevoelens overeenkomt. Hy steunt\n"sterk op de Predestinatie, en ik hou die voor de alderscha-\n"delykste leering, die er in de Christenheyt is." Elders lezen\nwij: "Ik heb my liever met God te onderhouden, dan myn\n"tyt door te brengen met de anderen te wederspreken. Ik\n"ben niet gekomen om iemand te berispen of te corrigeeren,\n"dewyl een iegelyk syn volle Vryheit heeft." Belangrijk is\nhare opvatting van ketterij. "Daar is weinig aangelegen, dat\n"de menschen elkander ketters noemen, als wy in \'t byzonder\n"getrouwelyck vereenigt blyven aan de waarheit, goedheit en\n"gerechtigheit Gods. Want daar kan geen andere kettery syn,\n"dan die welke ons scheiden van dese dry Goddelyke eigenschappen.\nWy ^zullen nooit ketters syn, omdat wy eenig\n"gevoelen hebben, dat contrarie is tegen de gevoelens der\n\nJAN SWAMMERDAM. 83\n"menschen, die na de manier van de werkluiden aan den Toorn\n"Babel malkander niet meer verstaan." Het komt ons voor\ndat de laatste woorden bewijzen, dat Anthoinette Bourignon\nzeer zeker niet bigot was; ter wille van eene uitspraak als deze,\nkunnen wij haar eene menigte van chiliastische en visionaire\nfantasiën vergeven.\nGelijk ieder, die eene gevestigde overtuiging heeft", was ook\nzij begeerig, het aantal harer geestverwanten te zien vermeerderen.\nMaar van proselietenmakerij was zij afkeerig. Herhaaldelijk\nverklaart zij, dat zij niet is gekomen om de menschen\nte trekken, maar om het licht der waarheid te brengen. "Ik\nbreng niets nieuws, noch en wil geen nieuw Evangelie maken."\nGeheel strijdig met iedere poging om proselieten te maken, zijn\nook de volgende woorden uit een brief aan iemand, die zich op\nzijne bloedverwantschap beriep om nader met haar in kennis\nte komen. "Dat ik myn Vaderland verlaten heb, is niet anders\n"geschiet, dan om beter tot de Volmaaktheid myner ziel te\n"geraken, waarin de menschen my tot beletsels dienen: daarom\n"spreek ik aan niemand dan door noot; en wy hebben samen\n"niets te verhandelen, noch in geestelyke, noch in tydelyke\n"zaken, die ons oorzaak zouden geven om met elkander te\n"spreken of te handelen: en daarom neemt geen moeyte om\n"my meerder te soeken. Te meer omdat onze gevoelens in\n" \'t Stuk van de Religie grootelyks verschillen; omdat ik niet\n"hou dat men van Religie veranderen moet om een waar Christen\n".te worden. Gy had uwe volmaaktheid wel konnen vinden in\n"die Religie daar God u in heeft doen geboren worden. D\'on-\n"standvastigheit kan van God niet komen."\nAnthoinette Bourignon hield zich overtuigd, dat de wereld\nin hare dagen onder de heerschappij van den Anti-Christ was.\nZij schreef lange verhandelingen, "welke klaarlyk vertoonen,\n"dat wy nu in syn ryk syn." Het eenige redmiddel was, volgens\nhaar, zich geheel te onttrekken aan de wereld; maar hare begrippen\nwaren sedert de dagen waarin zij naar Italiaansche\nwoestenijen verlangde in zooverre gewijzigd, dat zij geen kloosterleven,\ngeene werkelooze afzondering voorschreef. Toen zij later\nin het bezit kwam van het Holsteinsche eilandje Nordstrand,\ndat haar door Christiaan de Cort was vermaakt, verzamelde\nzij daar haar volgelingen om zich heen, maar stelde een werkzaam\nleven als eerste voorwaarde voor de toelating. Menigeen\nwendde ingenomenheid met hare beginselen voor, in de hoop,\n\n84 JAN SWAMMEBDAM.\ndat de ruime beurs der geestelijke moeder hem in staat zou\nstellen, in het nieuwe vaderland een lui en gemakkelijk leven\nte leiden — maar deze valsche broeders werden onverbiddelijk\nweggezonden. Kort vóór haar vertrek naar Holstein had zij de\ndochter van de lieden, bij welke zij in Haarlem gewoond had,\nonder hare "geestelyke kinderen" opgenomen. Maar spoedig\nbleek het, dat de bekeering niet oprecht geweest was. De\neenvoudige burgerdochter had gehoopt, op Nordstrand tot loon\nvoor hare vroomheid een "Juffer" te worden en weigerde alle,\nzelfs de minst bezwarende huiselijke diensten. Anthoinette\nbeklaagt zich in een brief aan den broeder der jonge dochter,\ndat deze de - mannen van het gezelschap het tafelgereedschap\nliet afwasschen. Zij schreef haar verscheiden lange, zeer stichtelijke\nen welgemeende, maar tamelijk langwijlige brieven. Toen\nalles echter vergeefsch bleek te zijn, werd de jonge dochter\nnaar Haarlem teruggezonden.\nDe anonyme levensbeschrijver van Anthoinette Bouriguon\ndeelt ons de verklaring mede, welke haar volgelingen moesten\nonderteekenen om als hare geestelijke kinderen te worden opgenomen.\nWij ontleenen hieraan het volgende:\n"Wy ondergeschrevenen, alle in \'t gemeen en yder in \'t\n"bysonder, belooven aan Godt, onsen Vader en Schepper, hem\n"al den tyd van ons leven als waare kinderen, geheel en al\n"sonder eenige voorbehouding te beminnen en te dienen, en\n"tot eere van hem al de schranderheyt van onse Geest, en de\n"krachten van ons lichaam, n effens al wat ons Godt in dese\n"werelt gegeven en geleert heeft, te besteden, hem dat alles\n"neffens ons lichaam en ziele aanbiedende als eene Offerande,\n"om na syn heylige wille besteet te werden, welke wy hoopen\n"door hem of syne dienstmaagt Anthoinette Bouriguon te leeren\n"kennen, dewelke wy voor onse geestelyke Moeder aannemen,\n"beloovende haar in alles wat sy ons van Godts wegen sal\n"seggen, te gehoorsamen, en soveel wy konnen te volbrengen,\n"tot het eynde van ons leven toe, sonder van nu voortaan\n"meer te arbeyden of handel te dryven, om de goederen van de\n"werelt te verkrygen, dewelke wy absoluyt en sonder uytson-\n"dering verloochenen" enz.\n"En in gevolge van de hier bovenstaande beloften ontfang\n"ik ondergeschrevene Anthoinette Bourignon alle de onderge-\n"schrevene persoonen voor myne Geestelyke kinderen, beloovende\n"haar den wille van haaren eeuwigen Vader bekent te maken,\n\nJAN SWAMMERDAM. 85\n"voor sooverre als sy denselven willen volgen, en haar aan te\n"moedigen en te helpen, om dit te doen sooveel my mogelyk\n"sal syn, en sodanige sorg te dragen voor haare lichamen en\n"zielen, als eene waare Moeder verplicht is, voor haar kin-\n"deren te hebben, aanbiedende dit selve alle, die waarlyk in die\n"gesteltenisse sullen wesen, te doen".\nDit document was gedagteekend uit Haarlem, den 7den April\n1671. Wij weten uit dezelfde bron, dat vijf personen uit\nAmsterdam en Haarlem met Anthoinette Bourignon naar Holstein\nvertrokken.\nOver de verdere lotgevallen dezer zonderlinge vrouw kunnen\nwij kort zijn, daar het medegedeelde voldoende is, om haren\ninvloed op een karakter als dat van Swammerdam te verklaren.\nGedurende eenige jaren bleef zij ongestoord op Nordstrand\nwonen, waar zij eene eigen drukkerij oprichtte, en voor eigen\nrekening hare talrijke werken uitgaf. In 1675 werd zij, tijdens\neen bezoek van Swammerdam, en hoofdzakelijk op aanstoken\nvan den Lutherschen predikant Burchardus, uit Holstein verbannen.\nNu begon op nieuw voor haar een zwervend leven.\nWij vinden haar achtereenvolgens in Flensburg, Tonningen,\nSleeswijk, Husem en Hamburg, overal door de geestelijkheid\nmet verbittering vervolgd. "Want", zegt haar levensbeschrijver,\n"er syn overal Duyvels en Priesters. Het water is den Vissen\n"niet meer gemeen, als de quellingen en wederwaardigheden\n"dit schepsel waren". Eindelijk besloot zij, weder naar Holland\nde wijk te nemen, en overleed op de reis daarheen te Praneker,\nop den 30ten October 1680.”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']

No works found

In this reception
mentions person Antoinette Bourignon
Via received works

No persons found