*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Author Jacob Nicolaas van Hall
Reference
Place
Date 1888
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p. 370]\n“Zangen der Zee, door LOUISE V. NAGEL. Met strandgezichten\nnaar teekeningen van J h r . J. E. Van Heemskerck\nvan Beest, \'s Gravenhage, W. Cremer, 1888.\n\nHet noodlot, waaraan ook de boeken onderworpen zijn, heeft\ngewild dat deze Zangen der zee in onze handen zouden komen op\nhet oogenblik dat wij nog onder den indruk verkeerden eener hernieuwde\nlezing van Richepin\'s La mer. Het zou onbarmhartig zijn,\nindien wij hieruit aanleiding namen om een vergelijking te maken\ntusschen de gespierde gedichten van Hichepin, bruisend en schuimend\nvan onbedwongen kracht, en de veertien sonnetten waarin\nMejuffrouw Nagel aan hare indrukken van de zee een vorm heeft\ntrachten te geven. Wat men echter van een elk, die het waagt de\nzee te bezingen, eischen mag, is, dat de zee hem heeft aangegrepen,\ntot zijn gemoed heeft gesproken, en dat hij wat hij heeft gevoeld\nen waargenomen in een beeld weet te brengen, hetwelk op zijn\nbeurt spreekt tot anderen.\nVan Mejuffrouw Nagel zouden wij niet zonder voorbehoud durven\nbeweren, dat zij dien eisch bevredigt.\nHef komt ons voor, dat de dichteres zich heeft opgewonden over\nde zee, welke zij te Domburg of elders, op verschillende uren van\nden dag en onder verschillend licht mocht bewonderen. Zij heeft —\nzoo stellen. wij het ons voor — zich in eene zekere dichterlijke\nstemming weten te brengen, en nu zich zelf wijs gemaakt, dat er\nin haar gemoed niet meer of minder dan „Zangen van de zee"\n\nLETTERKUNDIGE KRONIEK. 371\nruischteu, aan welke het haar weinig moeite moest kosten een\nbekoorlijken dichterlijken vorm te geven.\nInderdaad liooren wij nu en dan het begin van een bevallig\nmotief\'. Bijvoorbeeld reeds in het eerste sonnet, in deze regels:\nDoor Walchren\'s hof ruischt de echo van de zee.\nDe zwoele nachtwind zendt die zachte klanken\nTerug naar \'t hooge helm, dat met de Tanken\nDer wilde winde fluistert van de zee.\nHier is stemming in. Wij begrijpen wat Mej. Nagel in hare\ndichterlijke verbeelding heeft meenen te hooren. Maar nu zal zij\nons gaan zeggen wat zij heeft gezien.\nDoor wolkensluiers glimm\'ren bliksemspranken,\nEen vuur\'ge pijl doorklieft de nevelbanken.\nZijn de doorzichtige ^wolkensluiers" van den eersten regel in\nden tweeden op eens ^nevelbanken* geworden, of heeft men zich\ndie ;/banken" en die //sluiers// naast elkander te denken? Wat\nhiervan zij, het beeld staat niet levendig en helder voor ons. De\ndichteres verneemt daarop een stem, die ^dreunend langs de zee"\nrolt, en die stem, — ge zoudt het niet raden! — is ffde stemme\nZeus\'"!\nStraks wordt de natuur weer stil:\nde maan schuilt weg in duister,\nEn Zeus keert lichtend naar der goden hal.\nZijn echo is de zee — in phosphorluister.\nEen dichteres, die waarlijk onder den indruk is van een zeegezicht\nbij nacht, spreekt, dunkt ons, anders; zij heeft het niet zoo\ndruk over Zeus, en laat ons niet ten slotte voor de onbeantwoorde\nvraag staan, wat het te beduiden heeft, dat Zeus\' echo de zee is —\nin phosphorluister! Mejuffrouw Nagel kan ons niet wijsmaken,\ndat zij dit zoo gevoeld en gezien heeft. Dit is gemaakt.\nEn dat is, helaas, de indruk, dien wij van de meeste dezer\nsonnetten ontvangen hebben. Zij zijn g e m a a k t ; soms kunstig\ngemaakt, en menig sonnet zal der dichteres zeker vrij wat hoofdbrekens\nhebben gekost. Gelijk in het eerste sonnet, is de aanloop\nsoms vrij gelukig. Bijvoorbeeld:\nDe nacht ijlt aan. Zijn breede schachten dalen\nOp de oceaan, zwart als een tweede nacht.\n\n372 LETTERKUNDIGE KRONIEK.\nof, in luchtiger toon:\nNu wekt de lichte, jonge morgenstond\nDe frisch ontwaakte en als gewiekte stroomen.\nMaar die stemming houdt niet aan, en zelden krijgt men in deze\nzeegeziehten den indruk van een beeld, naar het leven genomen.\nGelijk op enkele van de teekeningen van den heer Heemskerck\nvan Beest — over welke wij ons overigens in deze kroniek geen\noordeel aanmatigen — bij de reproductie de golven op ijsschotsen\nzijn gaan lijken, zoodat de zee het eft\'ekt maakt van een rivier\ndie aan het kruien is, zoo is ook in de gedichten van Mejuffrouw\nNagel het leven gestold. Te vergeefs roept zij Phoebus en Aurora\nen Venus te hulp: deze mythologische personaadjes dienen slechts\nom den indruk van het gemaakte, van het onware in deze gedichten\nte versterken. Eén enkel eenvoudig gedichtje, waar het leven\nin trilt, zouden wij gaarne geven voor deze geheele reeks kunstig\nbewerkte sonnetten.”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
comments on work Zangen der zee
In this reception

No persons found

Via received works
Zangen der zee Louise Victorine Haverkotte - Nagel