Notes |
['[note, p.91]\n" 2) Uit bl. 263 van het III deel van Wolff en Deken\'s roman Cornelia Wildschut (1792) zien wij, dat men toen ‘meest altoos opera\'s speel(de);’ en dan heet het verder: ‘onze comedie Avas vóór dat men die speelde geheel in verval, en een jong Heer die hier veel komt, en veel verstand in de wereld heeft, zei ook altoos, dat de Hollandsche Comedie voor de Burgerluidjens was, maar, zo als ik zeg, sedert men er altoos opera\'s speelt, is zy zo vol, als onze Fransche kerk zelve.’ D. I, bl. 82 hadden zij al gezegd: ‘Ik hoor dat het hier even ridicul is in de Hollandsche kerk als in de Hollandsche Comedie te gaan.’ En als men er kwam, dan gedroeg men zich niet zeer betamelijk. Van Effen klaagde al (Spectator, no. 176) over het onbetamelijk gesnap van het publiek in den schouwburg; en uit Sara Burgerhart blijkt (I D., bl. 187), dat omstreeks 1780 ‘lachen, praten, badineren, onder \'t spelen van de zielroerendste treurspelen, thans de ton is; en dat menig Champignon en Champignone de Fortune daarmede ontegenzeggelyk bewyzen, dat zy lieden van rang zyn, en ten minsten reeds deeze zes laatste jaaren geweest zyn.’"']
|