*Art. about Mulock in De Gids ARTICLE

Title *Art. about Mulock in De Gids
Is same as work *Art. about Mulock in De Gids
Author Marie Henriëtte Koorders - Boeke
Reference
Place
Date 1878
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p.608]\n"Het Lamme Prinsje en zijn reismantel, door Miss Mulock\n(schrijfster van John Halifax enz). Eene vertelling voor\njong en oud. Deventer, A. ter Ounne, 1877.\nDe Noodlottige Brievenbus. Een ouderwetsche liefdesgeschiedenis,\ndoor de schrijfster van John Halifax. Naar het\nEngelsch door Mine. Amsterdam, W. H. Kirberger, 187 7.\n\n"Al wat Miss Mulock schrijft is het lezen overwaard", getuigde\nonlangs een beoordeelaar harer werken, en gaarne onderschrijf ik dat\noordeel. Maar daarom is nog niet alles wat zij schrijft het lezen\neven waard. Ook een Miss Mulock moet in haar genre blijven.\nSlechts enkelen bevoorrechten is het vergund om zich telkens op\neen nieuw gebied wagen; om de uiteenloopendste dingen met hun\neigenaardigheid te stempelen, zonder die daardoor anders dan in\nwaarde te doen stijgen. De meeste menschen hebben een zoo sterke\noverhelling naar één kant, dat ieder hunner pogingen om een andere\npersoonlijkheid dan hun eigene te vertegenwoordigen, ons onwillekeurig\nherinnert aan de bekende fabel van den ezel die voor schoothondje\nspelen wilde. Eenigszins dien indruk kreeg ik door het\n"Lamme Prinsje, een boekje dat door het bijschrift "Voor jong en\noud", en de zeer warme aanbeveling van de vertaalster, zoo hooge\naanspraken op aller sympathie gelden doet. Tiet kon maar niet in\nmijn smaak vallen. "Vóór jong en oud", dacht ik, "dan zal het\nwel aan mij liggen dat het mij zoo onvoldaan laat," en leende het\nachtereenvolgens aan een oude dame, een jeugdigen boeken verslinder\nen een dienstbode. De oude dame las het uit, "omdat zij nooit\niets half doet", maar verklaarde anders gaarne het voorbeeld gevolgd\nte hebben van haar onderhoorige, die het eenvoudig dichtsloeg met\neen: "Dat verveelt me, daar verknoei ik mijn tijd niet aan." Het\nknaapje echter legde den vinger op de wond. Ondervraagd zijnde,\nbij het terugbrengen, waarom hij — er klaarblijkelijk niets tegen\nhebbende — toch niet in zijn gewone vervoeringen verviel, van "Heerlijk,\nheerlijk, kostelijk," en of het dan "niet aardig" was? antwoordde\nhij niets dan: "Hm! nog al sprookjesachtig."\nDat is het; het is geen sprookje. Niet een van die verrukkelijke\nonmogelijkheden, die zelfs in deze verstandseeuw, nu men ze, als\ngevaarlijke maagbederving, ook der jeugd wil ontnemen, vaak op\n[p.609]\nmenig volwassene zelf nog zoo onweerstaanbare aantrekkingskracht\nuitoefenen, die ons voor een oogenblik ontvoeren aan de aangrijpende\nwerkelijkheid, en ook, waar zij de nuchterste huiswaarheden prediken,\ndit doen in zoo begoochelenden vorm, dat wij de bittere pil als\neen dessertbonbon opknabbelen. Dit is een nagemaakt sprookje, een\ntrouwhartig koebeest (sans comparaison altijd), dat als een losgelaten\nveulentje door de weide dartelen wil. Een "goed boek is het; een\nschoone, voortreffelijke strekking heeft het; een frissche gezonde\ngeest straalt er in door; oud en jong kan men het in handen geven,\nen niet dan de edelste gevoelens zal het opwekken en ontwikkelen ;"\ndat alles, en veel meer nog, wil ik der vertaalster-lofredenaarster\nvoetstoots toegeven — anders zou het ook geen boek van Miss Mulock\nzijn. — Ik wil er zelfs nog bijvoegen dat het pittig, humoristisch\nen naar het leven geteekend is, bovendien; maar zij had ons dien\nvoedzamen, gezonden kost moeten voorzetten — zooals wij het van\nhaar gewend zijn — in een flinken, solieden huisschotel, niet in\nhet angstig brooze porselein eener kunstig gesponnen fantasie. Daar\nstaan haar handen niet naar. Al insisteeren al haar helden en\nheldinnen, met zoo blijkbare voorliefde, op hun naïviteit en argeloosheid;\nal pleit zij zoo vuriglijk en herhaaldelijk voor de rechten van\ngemoed en geest, en al kan zij het zoo smadelijke zij slagen doen\nregenen op de vereerders van het nuchter gezond verstand, Miss\nMulock is nu eenmaal, bij uitnemendheid, een priesteresse van dat\nnuchter gezond verstand, van de onverbiddelijke werkelijkheid, de\nwereld\' zooals zij is, meer dan zooals die zijn moest. Lees haar\n"Sei\'mons out of Churcti" (haar Leehepreeken), die — zooals ieder\nauteur van beteekenis een standaardboek heeft dat hem of haar\nvoor goed de hun toekomende plaats aanwijst — in mijn oog\nalthans, haar kenschetsen zooals zij is, meer nog dan zelfs John\nHalifax, waarbij zij altijd genoemd wordt: Die kalme, koele, eenigszins\nwijdloopige redeneertrant, die verklaarde behoefte om ieder te\ngeven wat hem toekomt, en geen atoom van "de" waarheid te kort\nte doen, welke haar, waar zij een stelling verdedigt, dermate op de\nargumenten van de tegenpartij doet letten, om die te eerbiedigen, dat\nzij dikwijls als in een cirkel ronddraait. Een eigenschap waardoor\nmen ook aan het eind van dit boek niet recht weet wat zij eigenlijk\nwil dat wij met onze mannen en vrouwen, onze ouders en kinderen,\nonze meesteressen en dienstboden, onze onderhoorigen en onze armen\n[p.610]\ndoen zullen — anders dan die liefhebben en nog eens liefhebben.\nDie Leekepreeken, die daardoor zoo ongeduldig kunnen maken, en\nwaarmee toch niemand in aanraking kan komen, zonder een stoot,\nen dikwijls een krachtigen stoot, ten goede te krijgen; zonder, meer\nof minder zelfbewust, zich aangegord te voelen met kracht tot strijden\nen overwinnen, in den kamp tegen slapheid, weekelijkheid, zelfzucht,\nschijnvertoon, liefdeloosheid. Laat zij ons leeren worstelen om het\nhoofd boven water te houden, zoolang daar nog een duimbreed worstelruimte\nis, en dan ons in het onvermijdelijke schikken. Doceeren\nis haar fort. Maar laat zij voor haar colleges geen onbereikbare\ntorens, geen vliegende mantels, geen onzichtbare schutsgodinnen, geen\nlamme prinsjes kiezen, doch den gewonen platten grond, met gewone\nmannen en vrouwen, op gewone voeten gaande, en daar een uitnemend\ngebruik van makende. Daar is zij thuis; daar kiezen wij\nniets liever om ons te leiden, dan haar koele, krachtige, en toch\nzoo vrouwelijk-teedere hand, waarvan de warme druk nog natintelt\nlang, lang nadat wij die hebben losgelaten. Op dat gebied is zij\npassie martre, daarvan getuigt, met al haar uitstekendste boeken,\nook weer dit tweede werk van haar hand, mij hierbij ter beoordeeling\ntoevertrouwd, haar "Laurelbush" of, zooals het in het Hollandsch,\nhaast al te openhartig, heet, haar "Noodlottige Brievenbus."\nWel is dit een eenvoudige, ouderwetsche liefdesgeschiedenis, en\nniets dan een liefdesgeschiedenis; maar hoe waar, hoe aangrijpend,\nhoe roerend. In enkele uren was het heele boek gelezen, dat —\ndit zij in het voorbijgaan opgemerkt, met uitzondering van een paar\nAnglicismen, en de ietwat stokkerige overzetting der versregels — uitstekend\nin het Hollandsch is overgebracht. In enkele uren had ik het\nin mij opgenomen, en dat zonder zenuwachtige rillingen of jagenden\nharteklop; met al de kalme belangstelling waarmee wij een ons\npersoonlijk onbekenden, doch veelbetreden weg, door een lieflijk landschap\nafleggen, daarbij genietende van al wat die te genieten geeft,\nen bij voorbaat overtuigd dat hij tot een lieflijk, vreedzaam plekje\nleiden moet. Maar o hoe lieflijk is het plekje als wij daar eindelijk\nzijn aangeland; hoe danken wij den Algoede die zulke\nplekjes schiep en den medemensch die er ons opmerkzaam op\nmaakte. En al verlaten wij het zonder al te grooten spijt, het is\nomdat wij overtuigd zijn dat wij het toch nooit weer vergeten zullen,\ndat het voortaan een deel van ons uitmaakt. — Dat hierna: als de\n[p.611]\nheftigheid, de eenzijdigheid, de overdreven voorstellingen: de utopiën\nof de TPeltschmerzen van de onderscheiden literatuurbeheerschers, ons\nin een koorts van opwinding, of een stortbad van moedeloosheid\ngedompeld hebbén, wij maar weer naar een van die vreedzame\nlandschappen behoeven te gaan, en daar het gloeiende voorhoofd\nin het frissche gras afkoelen, om God te kunnen danken dat er op\ndeze goede aarde nog zulke goede plekjes zijn.\nHaarlem, 6 Juli 1877. H. K. B."']
comments on work The Laurel bush
In this reception

No persons found

Via received works
The Laurel bush Dinah Mulock Craik