Gesch. der Nederlandsche Letterkunde WORK Netherlands
Title | Gesch. der Nederlandsche Letterkunde |
---|---|
Is same as work | Gesch. der Nederlandsche Letterkunde |
Part of work | |
Author | W.J.A. Jonckbloet |
Reference | |
Place | Netherlands |
Date | 1889 |
Quotation | |
Type | WORK |
VIAF | |
Notes | ['A male author (Croonhert) is being compared to Anna Bijns. She is the favourite.\n\n[31]\n"[...] In levendigheid van uitdrukking en aanschouwelijkheid van voorstelling staat Coornhert verre achter bij Anna Bijns; en het kan niet bevreemden, dat de man der wijsgeerige dialectiek, zich niet zoo gemakkelijk door de verbeelding liet meevoeren. Wat hij met Anna Bijns gemeen heeft, het zijn de kunstjes in het spelen met zijn eigen naam, en die zijner vrouw of vrienden, die niet zelden in de eerste lettergrepen der strofen van een lied worden weergevonden."\n\n\nME 2, 5e boek II, p. 282:\n\nHadewijch is mentioned as a predecessor to Anna Bijns.\n\n\nME 2, 7e boek, p.542\n\n"Het valt niet te loochenen, dat men als vanzelf genoopt wordt tot eene vergelijking van Marnix met Anna Bijns. Beiden waren met hetzelfde vuur bezield, beiden beschikten over een buitengewoon talent, beiden hadden geest, beiden zwaaiden niet alleen den geesel van spot en satyre, maar ook den moker der argumentatie tegen kerkelijke tegenstanders. En toch is er onderscheid. Het allerminst is dit daarin gelegen, dat de een tot den hoogmoed, de ander tot de ootmoedigheid zou spreken, als beweerd is; niet daarin, dat deze ‘eene hemelsche vrouw, gene een ingelijfde plaeggeest’ was; maar de tegenstelling openbaart zich hierin, dat de begaafde vrouw worstelt tot instandhouding eener levensbeschouwing, die de uitdrukking is van een tijdperk der historie, dat voorbijgegaan was, terwijl Marnix de krachtige woordvoerder is van den nieuwen tijd. Waarin hij haar bovendien verre achter zich laat, \'t is in de fijnheid van zijn geest en de keurigheid zijner taal. De taal der Antwerpsche juffer is de laatste flikkering van het Middelnederlandsch, evenals hare refereynen de laatste spranken zijn van middeleeuwsche poëzie. Het proza van Marnix is reeds dat van Hooft, [etc]."\n\n\n17e eeuw 1, VII p. 92-93\n\n"[...] In \'t algemeen is het merkwaardig, hoe gewild de liedboekjes in die dagen waren. Thans kunnen wij ons nauwelijks voorstellen, dat er eenmaal in Noord-Nederland zooveel \n[p. 93]\nwerd gezongen; want, zoo ergens, dan zijn hier de tijden wel veranderd. Maar ook, hoe hebben onze liedjes-dichters uitgemunt, van Hertog Jan I af, langs Zuster Hadewych en Anna Bijns, tot op Hooft, Bredero, Starter en zooveel anderen, wier namen niet tot ons gekomen zijn of die wij eerst later kunnen vermelden!"'] |
No works found