R.T.N., *Art. in De Gids ARTICLE

Title R.T.N., *Art. in De Gids
Is same as work R.T.N., *Art. in De Gids
Author Unknown journalist (to be identified)
Reference
Place
Date 1899
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p.597]\n“S p r o o k j e s van H. Andersen.\nWerelduitgave, geïllustreerd\ndoor H. Tegner; uit\nhet Deensch vertaald door\nM. van Eeden—van Vloten.\nAmsterdam, Scheltema en\nHolkema\'s Boekhandel.\n\nAls Hans Christiaan Andersen\neene verstandige moeder had gehad\nin plaats van eene, die zich uit\nkoffiedik liet voorspellen dat eenmaal\nheel Odensee voor haar zoon\nzou illumineeren ! dan ware hij een\neerzame kleermakersknecht geworden\n; misschien ten slotte — doch ik\ngeloof van niet — een snijdersbaas;\nen zoude zijne nagedachtenis zijn\nweggesleten te gelijker tijd met het\nlaatst door hem vervaardigde kleedingstuk,\nin plaats van nu voort te\nleven in 23 boekdeelen, waarvan er\ntelkens weder worden herdrukt.\nMaar als Hans Andersen\'s moeder\nwerkelijk verstandig ware geweest,\nzou hij het zelfs nooit tot\nkleermakersknecht hebben gebracht\n: Hans ware nooit geboren!\nWant welke verstandige vrouw zou\ner ooit toe zijn overgegaan een\nman te trouwen, die zelfs niet genoeg\ncenten kon opsparen voor een\nhuwelijksbed, en eindelijk op eene\nverkooping voor kleinen prijs kocht\nden katafalk, waaronder het lichamelijk\noverschot van een vermogend\nedelman had geparadeerd? Nog zag\nHans in later dagen steeds voor\nzich de groote zwarte draperien\n— erg oud, erg versleten, metvlekken\nvan afgedropen kaarsen —\nvan het ouderlijk bed !\nEn die ongelukkige Hans had nog\nandere familieleden, die hem —\ntoen hij toch eenmaal geboren was !\nbeletten zijne bestemming van eerzamen\nkleermakersknecht te bereiken.\nAndersen\'s grootouders waren\nrgk geweest, maar hadden door\nverkeerde speculatien hun fortuin\nverloren; en ongelukkigerwijze\nleefde die grootmoeder nog, en kon.\nhem vertellen van rijke bloedverwanten\n— verweg in Duitschland —\nen de weelde die haar in haren\njeugd omringde\nZoo werd dus Hans\' verbeelding\ngeprikkeld, leerde hij verder kijken\ndan Odensee, dacht aan rijkdommen\ngewonnen en verloren, geloofde aan\ngeheimzinnige machten. En tot\novermaat van smart vond hij in\neen schoolbibliotheek of leende van\nelders levensbeschrijvingen van beroemde\nmannen en verslond comedieboekjes!\nAlsof dat allemaal nog niet genoeg\nwas, kwam nu de booze fee,\ndie alleen nuchtere menschen met\n[p.598]\nrust laat: Vrouw Poëzie, en beschonk\nhem met hare gaven!\nArme jongen! Geen wonder dat\nhij op veertienjarigen leeftijd op\n„trek" ging, met 13 rijksdaalders\nop zak. Die waren gauw opgeteerd,\nwant zonder eenig begrip van geld,\nen heel naief, liet hij zich in de\nlogementen \' t beste voorzetten\nDoch werpen wij een sluier over\nzijn later leven. Ik herinner mij\nalleen nog, hoe wandelende door\nde liefelijke tuinen van het koninklijk\nslot Roseborg, men mij zeide,\ndat daar ergens Andersen gewoond\nhad en gestorven was. Geen Koning\nwas Andersen dus geworden,\nmaar toch iets heel dicht daarby.\nBrave ouders, gij zyt derhalve gewaarschuwd.\n"Wilt gij dat uw zoon\nkleermaker worde, zorg dan — nu\ngij toch niets meer aan zijne voorouders\nkunt veranderen — dat gij\nhem ten minste onkundig laat van\nAndersen\'s werken. Lees hem in\ngeen geval de Sprookjes voor. Want\nvoor zooveel uw zoon nog begrippen\nvan deugd heeft, voor zooveel hij\nnog met zekeren eerbied tegen de\ngestelde machten opziet, na lezing\ndaarvan zal hij een gansch ander\nmensch zijn geworden. Koningen\nzijn bij Andersen altijd dom, hovelingen\ndito, rechters dito, alle brave\nmenschen dito, zelfs de schurken\nzyn bij al hun schurkachtigheid erg\nonnoozel. Eigenlijk moet alleen een\nsocialist zijne kinderen die sprookjes\nlaten lezen, om te doen zien\nhoe innig slecht alles is in de bestaande\norde van zaken.\nOok ik, hoewel geen socialist, heb\nmijne kinderen nooit de sprookjes\nvoorgelezen. Daar was trouwens ook\neen goede reden voor. Ik bezat ze\n-enkel in eene fransche uitgave van\nX. Marmier, verschenen in 1856.\nEn ik had dit boek uit mijne kinderjaren\nte lief dan dat ik de latere\n.hollandsche uitgaven ooit heb willen\ngebruiken. Dan vertaalde ik\nmaar liever zelf losweg. Dat moest\nook -wel, want ik vertelde die\nsprookjes \'s morgens heel vroeg, in\nbed. Als het voor de kinderen nog\nt e vroeg was om rond te dribbelen\nen de kamer te koud, en de moeder\nwegens \' t in den nacht spoken,\nnog sliep. Dan, terwijl zoo heel\ngezellig een klein krullebolletje\ntegen mij aankroop, vertelde ik\nvan den hond met de oogen zoo\ngroot als theeschoteltjes, van den\ntweeden hond met oogen zoo groot\nals molensteenen, en van dien derden\nbullebak met de oogen . . . .\nik durf het haast niet neerschrijven\n: zoo groot als TORENS. Uit\nde vertaling van mevrouw Van\nEeden zie ik dat bedoeld wordt de\nRonde toren te Kopenhagen, de\nwelbekende dikke toren met een\ngemetseld schroef vlak tot trap, dat\nmen te paard kan opstijgen; de\noverlevering zegt zelfs dat de Koning\ndat opdraafde in een koets\nmet vier paarden, om dan op het\nplat de sterren te bekijken met\nden hof-wichelaar. (\'t Is niet onmogelijk\n; de grillige, oude sterrekundige\ninstrumenten, die erg veel op\nmarteltuigen gelijken, staan nog in\nnissen van de trap, en Denemarken\nis een sprookjesland.) Maar\nzelfs nu ik weet wat bedoeld wordt,\nkan ik mij den hond niet anders\nvoorstellen dan vroeger, namelijk\nals iets heel vreeselijks. Mijne\nkinderen vroegen mij trouwens\nnooit naar een uitvoeriger signalement;\nzij zullen zich ook wel geen\nnauwkeurige rekenschap hebben\ngegeven van de anatomische eischen\nwaaraan een aldus begiftigd schepsel\nmoet voldoen. En Hans Tegner,\nde teekenanr bij mevrouw Van\nEeden\'s vertaling, heeft dan ook\nvolkomen gelijk met niet te schrikken\nvoor die torens, en iets te\nscheppen wat, zonder onzinnig te\nzijn, voldoende den indruk der\nwoorden weergeeft. Want dat vergeten\nwel eens te veel zij, die zoo\ndoodsbang zijn om hunne kinderen\nde sprookjeswereld te openen: Het\nvreeselijke, griezelige, leelijke,\nslechte, maakt geen indruk op het\nkind, het vormt hoogstens den\nnoodigen achtergrond waartegen\nuitstraalt het goede, het ridderlijke,\nhet edele. Dat vindt weerklank in\nhun harte, het overige drijft weg\n[p.599]\nin den nevel. En .iuist van dat\ngoede en mooie zoude ik voor geen\ngeld ter wereld de kinderen willen\nverstoken laten.\nDoch niet daarom alleen houd\nik van sprookjes: óók — en niet minder\n— omdat zij bevatten dien grain\nde folie, welke in het gemoed van\nhet kind is uit te zaaien, zal hij het\nooit verder brengen dan kleermakersknecht.\nWant alleen bij wien\nde verbeeldingskracht opschiet, kan\nwat voortbrengen dat er nog niet\nwas, kan leider worden der menschheid,\nons ten zegen, zooal niet\nsteeds zich zelven. En ook voor\nwien zulk een toekomst niet is\nweggelegd, koestere zorgvuldig dat\nplantje der fantasie, dat plantje\nwat de nuchtere wereld noemt:\ndwaasheid. Al ware het alleen\nmaar om ons leven te kunnen eindigen\nzooals het „Zwavelstokkenmeisje"\ndat werd gevonden doodgevroren\nop Nieuwjaarsmorgen, met\neen bosje zwavelstokken bijna opgebrand\n— zoodat de menschen dachten\ndat zij zich had willen warmen.\n„Maar niemand wist wat al moois\nze had gezien, en tot welke Heerlijkheid\nen Meuwjaarsvreugde zjj\nwas opgegaan!"\nDe vertaling van mevrouw Tan\nEeden is erg prettig. Of ze geheel\njuist is, moet ik — het origineel\nniet bezittende — onbeslist laten.\nIk zou anders toch wel willen weten\nof de oude hofdame in „De\nTuurslag" inderdaad waterschoenen\naantrok. In mijne fransche editie\nheet het „bottes a Fépreuve de\nVeau" ; in eene oude hollandsche,\nniet onverdienstelijke vertaling,\nwelke mijne vrouw medebracht ten\nhuwelijk (titelblad overleden) zijn\nhet „waterlaarzen". Zoo ook in\nGouverneurs overzetting — die lang\nniet zoo geslaagd is als zijn Prikkebeen!\nWorden wellicht bedoeld\nueischoenen ? Maar kom, wat doet\nhet er toe : hoofdzaak blijft dat de\nhofdame hard heeft geloopen!\nEn wij ? Ik kan niet beter\nweergeven het gevoel waarmede ik\nthans dit boek dichtsla, dan door\nden laatsten daarin voorkomenden\nregel. „Daar zaten zij: volwassenen\nen toch kinderen; kinderen in hun\nhart; en het was zomer, warme\nheerlijke zomer."\nR. T. N.\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
In this reception

No persons found

Via received works
*Translation of H.C. Andersen: Sprookjes Martha van Vloten