Notes |
['[267]\n"Zij zijn [...] van de hand eener vrouwe, en dalen zoo zeer tot kleinigheden van het vrouwelijk dienstbodenwerk af, dat wij met eenige bevreemding zagen, dat zulk een geleerd man, als de Heer W. Goede, zich verledigd had, dezelve, wel niet te vertalen, maar geheel te doorlezen; immers hij schreef door dezelve een aanprijzend voorberigt. [...] Wij wenschen zeer dat onze tegenwoordige vrouwen even naauwkeurig \nen naauwlettend mogen zijn als deze Dame. [...] \n\n[268]\nWij gunnen aan dit boekje goeden aftrek. "\n\nsp']
|