Notes |
["HOoms (link + codes) XCCFX 402; XNFX 404; XEX 405\n\n[p.402]\n\nWie de gesprekken zich herinnert van deze twee menschen, vooral de antwoorden van Penserosa, ziet niet weinig verwonderd op als hij, de Oudvelders van Hester Wene lezende, de worsteling medeleeft van Eveline Rapenburg en Egidius Kronen. De gesprekken zijn bijna dezelfde XCCFX. Egidius maakt met Arthur dit verschil, dat hij tot de rechtzinnigen, de laatste tot de modernen moet worden gerekend.\n\nMaar wat doet hier rechtzinnig of modern tot de zaak, indien er ernst is. Ernst is de bindkracht. Zoowel Egidius als Arthur had ernst. Maar Eveline, hoe goed zij haar standpunt weet te verdedigen, grijpt evenmin dien levensernst aan als Penserosa, Milano evenmin als Kronen. Daarom gaat het huwelijk evenmin door onder de scheppende hand van Hester Wene als onder die van M. van Walcheren. De eerste brengt\n\t\n[p. 403]\n\t\n\nEgidius tot vóór 't altaar, maar daar sterft hij. Ik wil 't gaarne gelooven. Er was niet de minste hoop dat zij elkander zouden bewegen uit hun steile gangen. Egidius was, toen hij door tusschenkomst van den edelen Houvast in de armen van Eveline teruggevoerd was, volstrekt niet doordrongen van den ernst harer schoone ziel, veel minder van zijn eigen sterke behoefte aan innerlijk harmonisch leven. Hij was een fetisch-aanbidder en zoo stierf hij; de gloed der kunst had hem, zelfs niet van verre, aangeraakt, veel minder was die gloed hem levensbeginsel. Hij zou niet voor het altaar bezweken zijn, als hij dit gemis niet had gevoeld op 't oogenblik toen hij 't ontzachelijk ‘ja’ op de lippen ging nemen, een ja, waarin hij het hachelijkste ondernam en bij Eveline een opvatting bevestigde van een leven en streven, dat inderdaad het zijne niet was; nooit worden kon. Eveline had hem slechts zóó ver gebracht, dat hij bewustzijn had van zijn halfslachtig zieleleven. 't Was veel, maar te weinig.\n\nVanzelf doet zich nu de vraag voor of ook hier de samensmelting onder de ongunstigste omstandigheden beproefd is, gelijk ik Penserosa te last legde. Ik meen van wel. Eveline is warmer van hart dan Penserosa en daardoor ontfankelijker voor idealen, ook onbestemde, voor natuur noch kunst te verantwoorden droombeelden, gelijk die van een vromen Egidius; maar daarentegen staat Egidius verder van haar dan Milano zou gestaan hebben. De afstanden blijven dus ongeveer, en daarmede de gegevens, dezelfde. In beide voorstellingen dus is het zeer juist, dat geen huwelijk tot stand komt. Zijn nu deze voorstellingen beelden der werkelijkheid, en wordt ons in deze de hoop benomen, dat er ooit van komen zal?...Inderdaad staan dus liefde en schoonheid als levensbeginselen tegenover elkander?...Wij mogen dit evenmin op zielkundige als op ervaringsgronden toegeven. Maar wel moeten wij toegeven, dat de waarheid der besproken voorstellingen gebrek aan leiding van het schoonheidsgevoel bewijst. Het zoogenaamd godsdienstig gevoel is ontwikkeld ten koste van het schoonheidsgevoel - want het zijn, blijkens de hier besproken romans, de mannen - zij aan wier opvoeding zorg wordt besteed - die aan deze onharmonische ontwikkeling lijden.\n\nIn deze waarschuwing ligt het merkwaardige der boekjes,\n\t\n[p. 404]\n\t\n\ngelijk de grootschheid en de macht der optreding van b.v. Hamerling er haar verklaring en haar recht in vinden. Het evenwicht der opvoeding moet hersteld worden in rechtdoen aan het schoonheidsgevoel. Hiermede is tegelijk het optreden van Vosmaer verklaard, hoewel zijn pogingen om de Kristenen te verslaan er niet door gerechtvaardigd wordt. Hij en die op zijn standpunt staan, de eenzijdige zorg in de openbare opleiding der menigte waarnemend, hebben besloten, tot herstel van evenwicht, alle krachten aan de ontwikkeling van het schoonheidsgevoel te wijden. Wij mogen er dankbaar voor zijn. Alleen dienen wij voortdurend de opmerkzaamheid der schoonheidsapostelen er op te vestigen, dat de mensch niet is bestemd voor een museum, maar dat hij leven moet en strijden om 't bestaan, terwijl de godsdienstapostel niet mag vergeten dat de menschenliefde, die hij aankweekt, aan alle kunst haar adel schenkt; hij moet dus schoonheid zoeken, waar hij ze immer kan vinden, om ze in de armen der liefde te voeren.\n\nElk wie Penserosa, wie de Oudvelders las, gevoelde terstond dat noch Milano, noch Kronen dit bewustzijn eigen was. Wie dit gevoelden, wisten vooruit dat er van een huwelijk niet kon komen.\n\nMaar voldoet dit den romanlezer? Is 't wel de roeping van den roman, een huwelijk te laten mislukken op zulke niet voor elk tastbare gronden? Mag een roman teleurstelling wekken om redenen die maar weinigen doorzien? 't Zou me toch niet verwonderen of de meerderheid der lezers van Hester Wene's boek vindt den dood van Egidius niet pleizierig. De gewone romanlezeres XNFX begeert, eischt een huwelijk en wacht met groote gerustheid alle mogelijke huwelijksongenoegen af. Hester Wene (een scherpzinnig vriend van mij, pas in rebuszaken geoefend door den laatsten brief van J - N O - Y, maakt er Westhreene van) Hester Wene heeft aan dien eisch waarlijk voldaan: Eveline is toch gehuwd!.....\n\no Hester, Hester! welk een heiligschennis, gepleegd aan onze vereering voor Eveline. Wat zou ik van mijn armoê niet willen geven om die ontmoeting aan het Scheveningsche strand te niet te doen! Dat is dus uw antwoord op de vragen die ik daar deed omtrent het huwelijk in een roman?\n\n't Is 't eenige overtollige hoofdstuk in 't boek, en overtollig\n\t\n[p. 405]\n\t\n\nniet alleen. Het dreigt den roman te bederven. Welk een goed einde had het verhaal reeds gekregen in deze balsemende woorden: ‘Kato heeft nooit berouw gehad over de wijze, waarop zij haar man had aangenomen; het lang te gemoet gevreesde feit, dat hij “weer los zou komen,” heeft noch haar, noch haar kinderen leed gedaan.’ Ik ken romans die in 't geheel niet eindigen, ik ken er vele die slecht eindigen; ik ken er een, die schoon eindigen zou, als er geen besluit bij was gekomen van acht bladzijden, dat geen besluit is; dat niets is dan een paskwil. De muzen zullen mij dat mooie woord vergeven om den wil der waarheid.\n\nWelk een goede roman is anders ‘de Oudvelders!’ XEX Van het begin tot het einde vol leven en beweging, vol voedsame handeling en doortrokken met een krachtigen geest voor alles wat liefelijk is en schoon. Zie eens op bl. 195, 1ste deel het verlangen van Eveline, haar tante Lina goeden nacht te kussen, tante Lina, die zooveel houdt van Egidius, dien zij heden had afgezegd. Of wilt gij humor, lees dan het gesprek tusschen Jan Rap en Notaris Rede op bl. 242, 1ste deel. Wilt gij weten wat kindergejoel en gewoel is in een groot huishouden, lees dan al dadelijk met aandacht het eerste hoofdstuk; hier is de natuur aan 't woord. Wilt gij een lief vrouwekarakter kennen, uitsluitend gevormd in het leven, veredeld door kunst en wetenschap, volg dan de moederlijke tante der heldin; inderdaad is tante Eva de ziel van dit romanleven en ik had gaarne grooter ramp willen zien gebeuren, dan het dronkemansbedrijf van Jan Rap, om haar bestand te zien ook tegen ongewone levenszorgen. Met het oog op tante Eva zegt gij Vosmaer's Muzenhulde na:\n \n‘ - Heil u! het eerst leert gij ons te erkennen\n \n't Schoone in verhouding en maat, en in de eenheid van vorm en gedachte.\n \nKernig en frisch als natuur - maar de edele, nooit de gemeene, -\n \nAdelt ge in alharmonie 't veelzijdige werken des Levens.’\n\nIk zeg: met het oog op tante Eva. In het hart dezer vrouw leefde inderdaad die alharmonie, die de Muze der schoonheid-alléén niet geven kan - wat de dichter ook beweren moge - maar die ontstaat, wanneer de liefde, d.i. mensch zijn, haar uiting zoekt in schoonheid. Ik vraag nu nog van de romanschrijfster deze Eva als moeder.\n\t\n[p. 406]\n\t\n\nIk vraag m.e.w. een roman, waarin het hier besproken huwelijk doorgaat.(dbnl)"]
|