*Art. in Vaderlandsche Letteroefeningen ARTICLE

Title *Art. in Vaderlandsche Letteroefeningen
Is same as work *Art. in Vaderlandsche Letteroefeningen
Author Johannes Hoek
Reference
Place
Date 1871
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ["HOoms (link + codes) XEX 242; XOX 243; \n\n[p.241]\n\nBinnenlandsche letterkunde. Bibliographie.\nI. Fraaie Letteren.\nVertaalde Engelsche romans.\n\n No. 1. Henriette Temple. Een Liefdes-Roman door Benjamin D'Israeli. In het Nederduitsch overgezet door Herminie. 3 Dln. gr. 8o. Arnhem, J. van Egmond Jr. 1869. (Voor rekening van de Vertaalster.)\n No. 2. Der Vrouwen Koningrijk. Een Liefdesgeschiedenis, door Miss Mulock, Schrijfster van John Halifax, Een welbesteed leven, enz. enz. Uit het Engelsch door Antonia. Amsterdam, P.N. van Kampen. 1869. 2 Dln. Gr. 8o.\n No. 3. Parel. Een Engelsche Roman. Vertaald door C. van Hulstheim. Amsterdam, Gebroeders Kraay. 1869. Gr. 8o.\n No. 4. Old Court. Naar het Engelsch van W. Harrison Ainswort. (,) Schrijver van: Bourbon's strijd - Liefde en list - Kardinaal Pole - Geld en Crediet, enz. Amsterdam, J.D. Sybrandi. 1869. 2 Dln. Gr. 8o.\n\nNo. 1. Het welsprekende Parlementslid, de later - eerste Minister van Engeland, Benjamin D'Israëli of Disraëli zou zeker als romanschrijver geen grooten naam gemaakt hebben, indien deze liefdesgeschiedenis het beste voortbrengsel was zijner dichterlijke verbeeldingskracht. Vivian-Grey en Coningsby, om anderen niet te noemen, staan zeker hooger aangeschreven bij het Engelsche publiek dan Henrietta Temple. Dit belet echter\n\t\n\n[p. 242]\n\t\n\nniet, ook dit werk met Herminie der vertaling waardig te keuren XEX, ja, zelfs meer waardig dan menig Engelsch product, dat in den laatsten tijd deze onderscheiding ondervond. Verwondering baart het zeker, dat het niet reeds vroeger geschiedde, als men den naam des Schrijvers in aanmerking neemt en de vertaalwoede ziet van alles wat maar bij onze Britsche overburen in dit soort van lectuur van de pers komt; want voor een dozijn jaren gaf Disraëli dezen zijn roman in 't licht en in 1859 nam hem de Tauchnitz-editie reeds op. Wat hiervan de oorzaak is weten wij niet, en gissen alleen, dat de gewone vertalingsfabrikanten de taal en den stijl van den dichterlijken Engelschman niet aandurfden en onze goede vertalers Henrietta Temple misschien te dichterlijk vonden. Herminie noemt het ‘een werk overvloeijende van gevoel en poëzie,’ en dit is zeker zeer juist: 't gevoel vloeit hier over, de poëzie idealiseert hier niet de werkelijke, maar voert u op, sleept u mede in eene denkbeeldige wereld, waar alles door het ééne gevoel, den hartstocht der liefde, wordt beheerscht....Evenwel dit is maar toepasselijk op het eerste of grootste gedeelte van den roman. Dit overgevoelige of dichterlijke in den superlatief van het begin daalt later uit die hooge sfeeren neder, en komt bij de werkelijkheid weder een weinig tot adem, om zich dan eindelijk nog eens weder te verheffen tot een fantastisch slot, waarin tout est pour le mieux dans le meilleur des mondes.\n\nDisraëli heeft hiermede weder getoond, dat het niet gemakkelijk is, na een dichterlijk hoog opgeschroefd begin van een verhaal, het even fantastisch vol te houden en ook tot een denkbeeldige met de werkelijkheid niet rekenende oplossing of ontknooping te brengen. De vleugelen der fantasie mogen een talentvollen schrijver hoog boven lucht en wolken doen opstijgen, zoolang hij te doen heeft met menschen, voor het meerendeel zeer practische menschen, in allen gevalle met wezens die geen droombeelden of lucht- en lichtgestalten zijn, maar een stoffelijk deel met zich omdragen, zal hij wel genoodzaakt worden tot het stoffelijke terug te keeren en te zien, dat het op dit benedenrond zoo niet toegaat als zijne door de poëzie overmeesterde verbeelding zich wel voorstelde. Jammer dat Disraëli dit niet vooraf bedacht en altijd geschreven heeft zooals het derde of laatste gedeelte van zijn boek; nu vrees ik dat menigeen de liefdesgeschiedenis van het voor elkaar bestemde paar, om het\n\t\n[p. 243]\n\t\n\nmet één woord te noemen, te sentimenteel zal vinden. Het genre van de la Fontaine, Clauren en tutti quanti is verouderd. Walter Scott, Dickens en Thackeray hebben den smaak gezuiverd. Wij willen wel toeschouwers zijn bij den strijd der hartstochten, ook wel als de liefde als eene dier echt menschelijke driften wordt voorgesteld, maar niet als zij als de eenige, vooral niet als de alleenzaligmakende boven allen wordt geschat, ja, tot de voortreffelijkste beweegkracht in 's menschen gemoedsleven wordt geproclameerd. Liefde voor den medemensch moge het edelste en krachtigste beginsel zijn, zoodra zij verliefdheid, drift, alles overweldigende hartstocht wordt, wordt zij tevens de hoogste zelfzucht en doodt alle andere liefde, alle edele aandrift tot wat goeds en grootsch. Ware daarom Disraëli tot aan het einde toe voortgegaan met zijne verliefde jongelui in eene geheel denkbeeldige wereld enkel van verliefdheid te laten leven, zij waren carricaturen geworden, maar bij tijds nog brengt hij hen weder met de werkelijkheid in aanraking, en als de premier amoureux naar de woekeraars gaat om geld te vinden of in de gijzeling zit, zegt men onwillekeurig onder 't lezen: zie zoo, met rozengeur en maneschijn zijn de schulden der ligtzinnigheid en de fouten der jonkheid niet te betalen, zachts dat zoon verliefde Adonis eens ondervindt dat het materieele leven ook zijne moeijelijkheden heeft en boontje om zijn loontje komt! Als men dus het geduld heeft om de eerste een weinig gerekte hoofdstukken door te lezen, en fantasie genoeg om zich in de dichterlijke voorstellingen van den schrijver te vermeijen, zal men in het geheel eene aangename lectuur en aan het einde een bevredigend slot vinden. De smaak doet hier veel af. Wie geen behagen heeft in liefdesgeschiedenissen neme dit boek niet ter hand en voor kostschool-jongejuffrouwen of H.B. schooljongens is het niet geschreven. Verliefde jongelui kunnen zich zeker nog het best verplaatsen in de zalige en rampzalige toestanden, waarin de beide gelieven worden gebracht.\n\nWat nu de vertaling betreft, moet ik het al dadelijk betreuren, dat Herminie niet met dezen of genen letterkundige te rade of wat meer consciencieus te werk gegaan is. Reeds op de eerste bladzijde van het Eerste Hoofdstuk van het eerste Boek strandde ik op onjuistheden, die zij best had kunnen vermijden XOX. Al dadelijk de eerste volzin: de S. zegt niet, dat ‘het geslacht der Armine's’ (wat doet die afkortings-komma daar?) ‘dagteekent\n\t\n[p. 244]\n\t\n\nin Engeland met de komst van William, den zoon van het Noorden;’ maar ‘de familie (of het geslacht) van Armine kwam in Engeland met Willem den Normandier,’ se. Willem den Veroveraar, dien men niet meer ‘den zoon van het Noorden’ kan noemen, al stamde hij af van Rollo en kwam hij uit het land, dat zijn naam aan de Noormannen ontleende. Op ‘dagteekenen met’ wil ik niet hechten, omdat dit naar vitterij zou rieken; maar te spreken van ‘fungeerende baronnen van het Groot Charter,’ waar in het oorspronkelijke staat: ‘de baronnen die de Magna Charta (of wil men: het Groot Charter) onderteekenden;’ en ‘zij schaarden zich aan de zijde van het huis van Lancaster’ te veranderen in ‘zij hielden gelijken tred met het huis van Lancaster,’ gaat niet aan; evennmin als, nog altijd op die zelfde eerste bladzijde, ‘het slagveld van Bosworth’ tot eene plaatsnaam, nl. ‘Bosworthfield’ te verknoeijen, waar NB! een familielid der Armines tot ridder wordt geslagen! Op de tweede bladzijde zoude ik aanmerking kunnen maken op de ‘constructie van een lustverblijf’, waar de S. het bouwen van een familieverblijf bedoelde, eene huizinge op de heerlijkheid Armine, waar de zetel van het geslacht gevestigd bleef, geheel iets anders dan wat wij eene buitenplaats of een ‘lustverblijf’ noemen. Twee regels lager wordt door slordige correctie ‘de gedenkwaardige strijd tusschen de Kroon en de Commons’ (het Huis der Gemeenten of het Parlement) onder de regeering van Jacobus ‘den Eersten’ verplaatst; en van iemand, die eene bende ruiterij oprichtte, gezegd dat hij ‘er eene menigte paarden op na hield’....Maar zoo voortgaande zou ik nog veel te zeggen hebben over de ligtvaardigheid waarmede de vertaalster zich hare taak gemakkelijk heeft gemaakt. De gewone romanlezer zal zich hieraan niet ergeren en, - omdat het boek over 't algemeen genomen in nog al vloeijend Hollandsch is overgebracht, behoudens de menigte participia, waarvan ik een aartsvijand ben, - onbewust van de menigte blunders voortlezen.\n\nOp den titel lees ik echter, dat het boek voor rekening der vertaalster in het licht is gegeven. Is dit omdat geen uitgever haar werk aandurfde, of omdat met den roman zelf geen voordeelige speculatie vond? Het eerste geval komt mij onrechtvaardig voor, want het boek is volstrekt niet minder goed vertolkt dan de meeste vertaalde Engelsche romans, te zwijgen van het moeijelijke om een stilist als Disraëli in goed Hollandsch\n\t\n[p. 245]\n\t\n\nweer te geven; in het tweede geval zou ik kunnen zeggen, dat onze Nederlandsche uitgevers dan hier van den regel zijn afgegaan, om maar groen en rijp der Engelsche litteratuur te laten overzetten, en de naam van den schrijver, door zijn Lothair weder op aller lippen, een te goeden klank had om hem beneden al die romanschrijvende dames te stellen, die blijkens den toevoer harer pennevruchten dan toch wel voordeel schijnen aan te brengen als men ze in 't Hollandsch laat spreken. Hoe dit zij, de uitgever heeft zijn best gedaan om Herminies vertaalwerk flink gedrukt op goed papier onder de oogen van het publiek te brengen en zelfs met kwistige royaliteit voor het opschrift, niet alleen van ieder boek maar zelfs van ieder hoofdstuk eene afzonderlijke bladzijde genomen. De prijs van ƒ 7,50 is dan ook voor drie deelen van zulk een drukwerk niet te hoog; maar of de roman, voor een enkelen gulden in de Tauchnitz-editie te koop, dit waard is, is even problematiek als bij menig ander voortbrengsel dezer soort van litteratuur. 't Is zeker geen middel om romans populair te maken.(dbnl)"]
comments on work Henriette Temple
In this reception

No persons found

Via received works
Henriette Temple *Hermine