Notes |
['[p.598]\n“J o n g e R a n k e n door Betsy\nJ u t a . Ledden 1896.\n\nDe jonge dichteres zegt het, in\naansluiting aan den titel van haren\nbundel, in het inleidingssonnet zoo\nzacht bescheiden, dat het „teere\nranken" zijn die „aan de jeugdige\naarde van (haar) hart ontstegen,"\nzij heeft zoo het voorgevoel dat\n„het veelwijzig eischen van deez\'\ntijd niet scherp gewicht de waarde\nvan die ranken zal wegen, en zwaar\ndoen zijn (hare) onvolkomenheid,"\n•dat het haast onmenschelijk schijnt\nhaar heel hard aan te spreken of\nhaar anders dan ter loops er op\nte wijzen dat reeds in dit eerste\nsonnet taal en beeldspraak („J3ugdige\naarde van dit hart", „scherp\ngewicht", en, terwijl de ranken aangesproken\nworden: „toch zullen\nTveten wie met liefde u lezen") aan\nzuiverheid te wenschen overlaten.\nMaar, hoe zacht dan ook en hoe\nomzichtig, gezegd moet het worden\ndat voor de goede, teere, fijngevoelde\ngedachten die Betsy Juta wenscht\nte uiten, zij nog te vaak te vergeefs\nnaar de eenig juiste uitdrukking\nheeft gezocht en, in hare onmacht\nom die uitdrukkiog te vinden,\nzich vergenoegd heeft met een\nhalf juiste, d. i. onjuiste; dat zij in\nmenig gedicht niet gegeven heeft\nhet beeld, dat scherp belijnd vooruitspringt,\ndat af is en, zonder\noverbodig d. i. schadelijk bijwerk,\nhet kader geheel vult.\nAls „teere ranken" heen en weder\nzwiepend, hebben deze verzen iets\nonrustigs en onzekers, dat maakt\ndat zij u niet aangrijpen en men\ner, wederkeérig, geen houvast aan\nheeft. Het sonnet zonder fout, dat\nalleen tegen een lang gedicht opweegt,\nvinden wij slechts een enkele\nmaal, o. a. in „Gele blaren".\n„Dat \'s Levens rythmus eens uit\n(haar) zal rijzen tot rijper ranken"\n— de woorden en beelden zijn van\nMej. Juta — moge zij niet „stil afwachten",\nzooals haar voornemen\nschijnt, maar onder ernstigen en gestadigen\narbeid.”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
|