*Art. in Vaderlandsche Letteroefeningen ARTICLE

Title *Art. in Vaderlandsche Letteroefeningen
Is same as work *Art. in Vaderlandsche Letteroefeningen
Author Unknown journalist (to be identified)
Reference
Place
Date 1840
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ["Article about the translation in german of Dutch poetry\n\nsp\n\nHOoms (link + codes) / (vertaling)\n\n[p. 218]\n\nAuswahl Niederlandischer Gedichte. Ins Deutsche übertragen und mit kurzen historischen und biographischen Erläuterungen begleitet von F.W.V. Mauvillon. Essen, bey G.D. Bädeker. In kl. 8vo. XX und 313 Seite. f 3-:\n\nElke welgeslaagde poging, om onze vaderlandsche Letterkunde buitenslands meer in eere te brengen, juichen wij van harte toe. Inzonderheid mogen onze Duitsche naburen - de Franschen zijn reeds door clavareau beter ingelicht - wel eens bij de stukken zien, dat wij ook Dichters hebben, die met de besten hunner kunnen wedijveren.(*) La poesie Hollandaise, lazen wij vóór geruimen tijd, commence un\n\t\n(*)\n Eenigzins weten zij dit reeds door von eichstorff.\n\n[p. 219]\n\t\n\npeu à se developper; auparavant toute leur gloire se borna au seul versificateur woondele!! En in Duitschland meent men nog maar vrij algemeen, dass die Niederländer überhaupt sich auszeigen dürch Religiösität, Liebe zum König und Vaterlande, Eifer und Geltsucht, dass aber die Schöne Kunste in diesem truben Lande gar nicht blühen könnten. Nu, dit begint zachtkens aan te beteren, en wij twijfelen niet, of de lezing van het onderhavige boekje, dat zich door een aangenaam uiterlijk aanbeveelt, zal velen een gunstiger en waardiger denkbeeld van onze vaderlandsche Dichtkunde inboezemen.\n\nIn het uitkiezen is de Vertaler met oordeel te werk gegaan. Men vindt hier: het Volkslied; de Bededag (2 Dec. 1832); de vierdaagsche Zeeslag; de overwintering op Nova-Zembla, en den Feestzang bij het Eeuwgetijde van de uitvinding der Drukkunst, alle van tollens. Nederland in 1832 van van dam van isselt. Het Ankerspil van van walré. De Meineed van withuys. Roosje van bellamy, waarbij het bekende gedicht: Plompe zin, plompe min, eigenlijk onder den titel: een ezel die vrijdt, die schopt of smijt, uit den Spiegel van den ouden en nieuwen tijd van cats. De Legende: het Huis ter Leede van van lennep. Rozemond, episode uit de Geuzen van van haren. Beiling's dood, uit de Hollandsche Natie van helmers. Het menschelijke leven van bilderdijk. De Grijsaard en de Jongeling van Vrouwe k.w. bilderdijk. De Orion van nieuwland. Mozes van warnsinck. De Voorzienigheid van feith. Bij de lijkbaar eener weduwe van immerzeel en Winteravonduur van denzelfden. Eenige Sneldichten van huygens, en eindelijk: het dichterlijk geluk van boddaert, jun. Van onbekende Dichters twee gedichten op van speyk en: Zeemans-leven.\n\nBlijkbaar heeft de Overzetter er zich op toegelegd, om in onderscheidene dichtsoorten en van onderscheidene Dichters het een en ander te leveren. Wij moeten natuurlijk met de keuze genoegen nemen, schoon het ons spijt, hier niets te vinden van spandaw, niets van staring, noch van anderen, te veel om te noemen. De genoemden echter mogten niet zijn voorbijgegaan. De Heer von mauvillon zou echter daartoe een volgend bundeltje kunnen bestemmen, waartoe wij hem aanmoedigen. Hier ware evenwel nog plaats ge-\n\t\n[p. 220]\n\t\n\nweest, indien het Volkslied en de Bededag, als reeds vroeger in het Hoogduitsch vertaald, waren achtergebleven, gelijk ook de Feestzang bij het Eeuwgetijde der Drukkunst. Men had van tollens buitendien reeds wat, en voor de lezing van dit gedicht zijn onze oostelijke naburen in het algemeen te bevooroordeeld.\n\nDe versmaat van het oorspronkelijke is overal bchouden. Wij zijn echter op nieuw versterkt in onzen afkeer van Hoogduitsche Alexandrijnen. Dat de losheid der versificatie van tollens en bellamy in geene vertaling te bereiken is, verontschuldigt onzen Schrijver, wanneer hij beneden dezelve gebleven is. Over het geheel is de Heer von mauvillon wel geslaagd. Het zou de grenzen eener beoordeeling in dit Tijdschrift verre te buiten gaan, indien wij ook maar een klein gedeelte tot vergelijking kiezen wilden. Een paar plaatsen uit de overwintering op Nova-Zembla dan, en wel uit de Inleiding:\n \nDer wackre Barends selbst will führen Heemskerks Steu'r,\n \nEin greiser Seemann zwar, doch voller Jugendfeu'r.\n\nHoeveel schilderachtiger is het oorspronkelijke:\n \nDe schrandre Barends zelf zal Heemskerks roer bestieren,\n \nHij, rustig in 't gevaar, wat stormen om hem gieren,\n \nHij, grijs in kennis, jong in ijver, vast van ziel,\n \nEn zeeman in het hart, staat zeilreê op de kiel.\n\nVoorts:\n \nBeendigt ist das Werk, die Ladung eingenommen.\n\nHiervan staat geen woord in het oorspronkelijke.\n \nDe kust stroomt vol en Texels duinen zwellen.\n\nHoeveel fraaijer uitgedruikt, dan:\n \nUnd Menschen, dicht gedrängt, auf Texels Dünen stehn.\n\nHet eerste is poëzij, het laatste plat proza. Nog eens:\n \nHeel Neêrland zendt zijn wensch ten hemel; opgetogen\n \nZiet zij haar kindren voor hare eer ten kamp gevlogen,\n \nDen weêrstand tarten, 't lot braveren, om misschien\n \nEen lauwer meerder aan haar lauwerkroon te zien.\n\t\n[p. 221]\n\t\n\nWat gaat van deze schoone regels niet verloren in:\n \n‘Das Gott euch hüt' und schirm' im rauhen, kalten Nord!’\n \nSo schallt 's aus aller Mund hin zu der Schiffe Bord.\n\nMaar de onmiddellijk volgende regels zijn nog erger.\n \nJetzt ist das Meer erreicht, und Heemskerk giebt das Zeichen,\n \nDer Abschiedsschuss ertönt, die Boot' und Lootsen weichen,\n \nSie rudern, winkend oft, zum Hafen hin zurück,\n \nUnd beten dort: ‘O Gott! gieb unsern Brüdern Glück!’\n\nWelk eene matte teutologie met het vorige: Dass Gott u.s.w.! En van die terugkeerende loodsbooten weet tollens niets, en bij hem op het gegeven teeken ertónt geen Abschiedsschuss, maar oneindig krachtiger:\n \nHet losgedonderd schot wenscht heil aan 't Vaderland.\n\nVoor hem, die hier het hemelsbreede onderscheid niet voelt, is de heerlijkste poëzij - een straatliedje.\n\nDaarentegen is:\n \nZet, Zangster, zet dien togt op de aangeslagen snaren,\n \nVolg Neêrlands wimpel na langs de ongemeten baren,\n \nBezing het waagstuk, maal den uitslag, roer en streel,\n \nEn valle u 't loon der kunst, een enkle traan, ten deel!\n\nfraai overgebragt. Het luidt:\n \nHelft, holde Musen, mir den hehren Zug besingen;\n \nLasst uns bis an den Pol mit Hollands Helden dringen;\n \nSchenkt mir den höchsten Lohn, nach dem ein Dichter ringt,\n \nDen Lohn, dass sein Gesang ins Herz des Lesers dringt.\n\nDat Herz des Lesers is wat prozaïsch; maar de tweede regel is uitmuntend.\n \n't Was Neêrland niet meer vreemd, Natuur de wet te stellen.\n\nDit gansche denkbeeld is verloren gegaan in:\n \nGewohnt, sich ohne Furcht der Sturmen bloss zu stellen.\n\nDe Zondagsviering op Nova-Zembla:\n\t\n[p. 222]\n\t\n \nDes Sonntags nur allein wird aus dem salz'gen Nass\n \nEin Stückchen Fleisch geholt, gefroren in dem Fass.\n \nEin Festmahl ist alsdann die lang entbehrte Speise;\n \nDoch erst begehen sie, nach frommer Christen Weise,\n \nDes Tages Fei'r, damit ein Jeder sich erbaut.\n \nAus Gottes heilgem Wort lies't wechslend einer laut;\n \nMan hört mit Andacht zu, und ist der Spruch verklungen,\n \nDann wird zum Leb und Dank des Herrn ein lied gesungen.\n \n \n \nu.s.w.\n\nDeze vertaling mag zeer wel geslaagd heeten. Oordeelkundig is het, dat de Overzetter de Psalmen van Datheen heeft weggelaten, die in het oorspronkelijke een' fraaijen trek uitmaken, maar in de vertaling misstaan zouden hebben. Ook de vertaling der beschrijving van het Noorderlicht behoort tot de goede partijen; schoon het tooveren met de taal, dat tollens b.v. daar met het ‘prachtig vuurwerk’ doet, niet overgestort kan worden. Onzes ondanks moeten wij van dit beroemde gedicht afscheid nemen.\n\nTot de bestgeslaagde stukken behoort Orion. Men hoore den aanvang:\n \nWer ist es, der sein Haupt mit Pracht\n \nIn wolkenleerer, stiller Nacht\n \nEmporhebt aus dem Oceane?\n \nWen bleichen selbst die Strahlen nicht,\n \nDie durch die Sphären schiesst Diane\n \nZu löschen dieses helle Licht?\n \n \n \nOrion ist 's, dem, wenn er steigt,\n \nDer mindren Sonnen Schimmer weicht,\n \nWie Luna Phöbus goldnen Strome.\n \nVerfolg', Orion, deinen Lauf,\n \nWillkommen sey am Welten-dome!\n \nIch schau entzückt zu dir hinauf.\n\nZulk eene overzetting staat weinig beneden het oorspronkelijke. Ook trok door de vloeijende versificatie bijzonder onze aandacht de Meineed van withuys; eene soort van Romance, eenige bladzijden groot, en echter, naar ons gevoel, een der beste dichtstukken in onze taal, een juweel, dat in elke kroon schitteren zou.\n \nDen held, die éénen redt, verbeidt\n\t\n[p. 223]\n\t\n \nDe kroone der onsterflijkheid,\n \nVerdient haar veertigmaal!\n\nis overgebragt:\n \nDes Bruders Rettung schöner Lohn\n \nBlüht ewig euch an Gottes Thron,\n \nVerdient ihn vierzigmal!\n\nDat éénen heeft de Vertaler niet gevoeld. Één fraai coupletje nog, de beschrijving van het varen der stoomboot:\n \nIm Raume lodern Flammen hell,\n \nSprühn Funken weit herum;\n \nDa jagt der Dampf das Radgestell\n \nAn Eisenarmen um.\n \nDer Schaum spritst hoch am Bug empor,\n \nDer Räder Schlag betäubt das Ohr,\n \nGräbt Fürchen wie ein Pflug.\n \nDes Schiffes tiefe lange Spur\n \nAuf Oceans bewegter Flur\n \nZeigt seinen raschen Flug.\n\nEn nu durven wij voor deze beoordeeling geen enkelen regel meer vragen.(dbnl)"]
In this reception

No persons found

Via received works
De grijsaard en de jongeling Katharina Wilhelmina Schweickhardt