*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Author Unknown journalist (to be identified)
Reference
Place
Date 1846
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['Journalist signs: T.\n\nVia T. Streng: Geschapen om te scheppen? (1997) , p.120\n\nAlso via scriptie Francien Petiet, UvA, 2002 – jws 11 05\n\n[p.679]\nPligt en roeping der Vrouw. Een boek voor Vrouwen en Meisjes,\ndoor Mrs. ELLIS. Naar de 20ste Engehche Uitgave door\nK. SÏBRANDI. [Tweede Druk.) Amsterdam, J. D. SYBRANDI.\n\nHet is eigenlijk eene zeer overtollige en daardoor ondankbare\ntaak, een werk aan te kondigen, dat in de oorspronkelijke\ntaal niet minder dan twintig uitgaven en in de onze\nreeds de tweede mogt beleven. Het oordeel des publieks is\ndaarover toch zoo gevestigd, is zoo ten gunste daarvan uitgesproken\n, dat men zich ter naauwernood behoeft voor te stellen,\ndaaraan nog iets te kunnen wijzigen. Desniettegenstaande\nis het de pligt en roeping ^an een tijdschrift, dat zich\nten doel gesteld heeft, om invloed uit te oefenen op het\nverstand en hart van zijne tijdgenooten, zulk een verschijnsel\nniet onopgemerkt te laten voorbijgaan, maar er, hetzij protest\ntegen aan te teekenen, al zou zijne stem ook zijn als die eens\nroependen in de woestijne, hetzij zich mei de strekking te\nvereenigen, en de lezing daarvan aan te bevelen. Wij kunnen\nzoowel het eene als het andere in gemoede doen, zonder daarom\nhet boek als litterarisch product al te hoog op te vijzelen,\nof de kracht onzer aanmerkingen daardoor te ontzenuwen.\nPligt en roeping der vrouw is zeker een weidsche t i t e l , die\nveel belooft, ja veel meer dan de schrijfster ons geeft. Men\nzou, naar aanleiding van hem, het antwoord kunnen wachten\nop de vraag, waartoe de vrouw door haren natuurlijken aanleg\nen door haar karakter geroepen is? welke pligten de godsdienst\nen de maatschappij haar opleggen? en dat antwoord\nzou dus bijna tot eene anthropologische , philosophische , ethische,\nsociale verhandeling over de vrouw moeten uitgerekt zijn.\n\n[p. 680] ALBUM.\nMaar alleen dit laatste vinden wij in het boek van Mrs. ELLIS,\nzoo als reeds uit de inhoudsopgave blijkt: het vrouwelijk karakter,\nde invloed der vrouw, de hedendaagsche opvoeding,\nkleeding en manieren, gezellig onderhoud, huisselijke pligten ,\ngezellig verkeer {luimigheid, gemaaktheid, behaagzucht) , open\nlijke meening [geldelijke omstandigheden, degelijkheid van karakter),\nverstandsontwikkeling, gebruik van den tijd, zedelijke\nmoed. — Hoe verward deze inhoudsopgave ook moge zijn ,\nhoezeer daarin noch plan en strekking van het werk, noch\norde en regelmaat van de behandeling, noch gelijkmatigheid en\nvolledigheid der deelen te herkennen zijn, zoo kan men er toch\nreeds zoo veel uit opmaken, dat de pligt en roeping der\nvrouw slechts in zooverre hier behandeld zijn, als de maatschappij,\nen nog meer het gezellig leven, haar die opleggen.\nDaarbij moet nog wel in het oog gehouden worden , dat de\nschrijfster alleen de vrouwen van de middelklasse als types\nvoor hare schilderij gekozen, en daarbij de bijzonderheden van\ndie uit de hoogste, zoowel als uit de laagste, buiten acht gelaten\nheeft. «Overzien wij," zegt zij, >>onze natie als met éénen\n»blik . en verdeelen wij de maatschappij in drie klassen, wat\n»den rang betreft, dan gevoelen wij gereedelijk, dat de mid-\n»delklasse zulk een groot deel van het verstand en de zedeolijke\nkracht des lands in het algemeen omvat, dat wij haai-\n«gepastelijk de steunpilaar van onze sterkte mogen noemen ;\n»de voet, waarop zij rust, is de belangrijke klasse der arbeid-\n»zame armoede ; haar sierlijk kapiteel is de adel en de groote\nnwereld." — Naarmate Mrs. ELLIS nu hierdoor haar gebied\nmeer beperkt heeft, kon men ook eene volledigere kennis\ndaarvan bij haar onderstellen, en eenen breederen grondslag\nen «aauwkeurigere details van haar verwachten. Daardoor\nzouden alle voortreffelijkheden en ondeugden van die middelklasse\nduidelijker voor den dag gekomen, de teekening van\nhare hoofdsituatiën meer afgerond geworden en hare pligt en\nroeping daaruit als van zelf voortgevloeid zijn. Maar daarin\nis zij zeer te kort geschoten. Het hoofdstuk over het vrouwelijke\nkarakter is zoo onvolledig als oppervlakkig , en bevat hoogstens\nslechts enkele kenmerken . waaruit men moéijelijk een\ngeheel zou kunnen maken. Dit is te meer jammer, omdat de\nvele juiste opmerkingen, het heldere oog en de fijne tact, welke\nin die enkele trekken doorstralen, ons den zekersten waarborg\ngeven, dat de schrijfster met een weinig meer studie en\n\n[p. 681] ALBUM.\nmindere haastigheid ons een volledig beeld van het vrouwelijk\nkarakter, zoo als men het in die klasse vindt, zou hebben\nkunnen leveren. Eenige aanhalingen mogen hier tot bevestiging\ndienen: »daar is iets in de liefde eener vrouw, dat het\n»haar onmogelijk maakt, om zich tevreden te stellen, zoolang\n»zij niet iets gedaan heeft voor het voorwerp harer genegennheid.\nIk spreek slechts van de vrouw in haar edelsten ver-\n»heven karakter. IJdelheid kan zich vergenoegen met bewon-\n«dering, en baatzucht voedt zich met ontvangene diensten ;\n«maar de liefde der vrouw is eene altijd opwellende, onuitputtelijke\nbron, die onophoudelijk van haar eigen geluk en\n«overvloed moet mededeelen" (bl. 7). «Doch wat de vrouw\n«vooral onderscheidt, is het fijne zedelijke gevoel, dat zelfs\n«hare niets beduidende en gewone handelingen bezielt; en\n«hierin vooral ligt de oorzaak, dat zij zulk eene hooge plaats\nnin het maatschappelijke leven bekleedt. De schijnbare köel-\n»heid en mindere voorkomendheid van vele onzer vrouwen\n«moet beschouwd worden als een middel ter bewaring van de\n«zuiverheid harer ziel" (bl. 22). »Men beschuldigt onze vrou-\n»wen wel eens van stroefheid en van koelheid; doch onder\n»hare mindere verfijning, onder het verlegene zelfs van hare\n>i manieren schuilt meermalen eene kieschheid, die hare hande-\n«lingen in den gemeenzamen kring door het fijnste en verhe-\n»venste gevoel kenmerkt." — »Er zijn bloemen, die ons als\n«in het oog springen en ons door de pracht harer schoonheid\n»verbazen ; wij staren er op, totdat wij er als door verblind\n»zijn, en keeren ons af, terwijl wij ons enkel hare schitterende\n«kleuren herinneren. Er zijn er anderen, die den wandelaar\n«verkwikken door den zoeten geur, dien zij verspreiden: maar\n«hij moet zoeken naar datgene, wat de oorzaak van zijn genot\n»is. Hij vindt haar verscholen tusschen groene bladeren; zij\n«moge minder schoon zijn, dan hij had verwacht, wat gedaante\n»en kleur betreft; maar o hoe welkom is de herinnering van\n«die bloem , als het avondkoeltje andermaal hare welriekende\n«geuren op zijne wieken draagt."\nMen ziet reeds uit het aangehaalde, dat het voornamelijk\neene practisch-maatschappelijke strekking is , die de schrijfster\nmet haar boek beoogt. Zij moest daarom meer hare aandacht\nvestigen op de standplaats, dié de vrouw in de tegenwoordige\nmaatschappij bekleedt, dan wel opden rang, dien zij, opgrond\nao haien aanleg en van haar karakter, in de weield beklee\n\n[p. 682] ALBVM.\nden kon. Voor de vrouwen, voor welke zij schreef, is het\nat home het eigenlijke en engbegrensde gebied, waarop zij hare\nkrachten te ontwikkelen en haren invloed uit te oefenen hebben.\nDe schrijfster had meerdere van die situatiën kunnen\naangeven en ze althans breedvoeriger moeten ontwikkelen.\nWant ofschoon zij de gevolgen van den invloed der vrouwen,\nop haren huisselijkcn kring uitgeoefend, tot op de ontwikkeling\nvan het geheele zedelijke volkskarakter wil uitstrekken ;\nofschoon zij als ter loops herinnert, hoeveel de jeugd van de\neerste opvoeding en leiding der vrouw te wachten heeft, en\nhoe daarvan de latere vorming van den mensch dikwerf grootendeels\nafhangt, zoo is zij toch in de behandeling van deze\nzoo rijke stoffe al te karig en oppervlakkig, en vult dan ook\nhaar geheele hoofdstuk ov«r den invloed der vrouw met\nalgemeene aanmerkingen , met eeoige al te verhevene declamatiën,\nen sommige minder goed volgehoudene beelden. Al\nwillen wij den invloed, dien de vrouw op het zedelijk en\ngodsdienstig karakter van den man kan hebben, niet zoo ver\nophalen als Madame de Gravin AGÉNOR DE GASPARIN, volgens wier\n•werk: het huwelijk beschouwd in het licht des Christendoms,\neigenlijk zij de beste en meest vermogende echtgenoote zijn\nzou, die, om hare huwelijkspligten te betrachten, zich de\nmeeste zelfverloochening had moeten opleggen, hare natuur\nhet meest geweld had moeten aandoen, en die het meest de\nChristelijke wedergeboorte noodig gehad en verworven had;\ndan toch ware er, indien men de zaak van een meer practisch\nstandpunt en de vrouw meer als huisvrouw en medgezellinne\nvan den man beschouwt, meer over te zeggen geweest, dan wij\nhier vinden. Vooral geldt dit ook van de pligten en roeping\nder vrouw als moeder, uit welk oogpunt Mevrouw NECKER DE\nSAUSSURE haar voornamelijk geschilderd en haren onberekenbaren\ninvloed en onschatbare verdienste zoo krachtig en waar\nontwikkeld heeft. Deze leemte in het werk van Mrs. ELLIS\nspringt nog te meer in het oog, omdat haa* hoofdstuk over\nde hedendaagsche opvoeding wederom minder de pligten en\nde roeping der vrouw ten opzigte daarvan behandelt, maar\nmeer algemeene en soms minder practische aanmerkingen over\nhet verkeerde dier opvoeding bevat. Dat zij daarbij niet altijd\nvrij blijft van overdrijving, en daardoor onregtvaardig wordt,\nmoge de volgende aanhaling bewijzen: «hoeveel Ieeren de jon-\n»ge meisjes op de school, wat haar later in het leven nimmer\n\n[p. 683] ALBUM.\n«weer te pas komt, of wat haar althans in hare omstandighe-\n»den hoogst waarschijnlijk nooit weer te pas zal komen? Dat\n»men de ui-en, aan de nrazijk besteed , door baar, die geen\n«gehoor hebben, aan de teekenkunst, door haai\', wie het aan\n»het oog ontbreekt, aan het leeren van talen door haar, die\n»later nooit eenige andere taai spreken of lezen, dan hare\n«moedertaal, dat men al deze uren jaar op jaar bijeen tel I e ,\n«en welk eene soin van verspilden tijd zai men verkrijgen,\n«groot genoeg, om hem te bedroeven, die de waarde van dien\n«tijd gevoelt en doordrongen is van het fauoge belang, dat een\n»goed gebruik maken van denzelven heeft!" In de plaats van\ndeze of gene nuttelooxe aardigheden te leeren, zoade zij wenschen,\ndat onze meisjes bekend gemaakt wierden met de meest\nin het oog vallende verschijnselen der meest gewone en dikwijls\nvoorkomende ziekten, waaraan het menscheiijke ligchaam\nblootstaat, en met de beste wijze van behandeling. Er is wezenlijk\nal genoeg bakers-natuur in onze Hollaudschc vrouwen ^\nde huisapotheek telt al genoeg middelen, om nog, even als zij,\nte wenschen , dat deze kennis tot algemeene (NB.) beginselen\ngemaakt worde, opdat het een belangrijk en hoogst nuttig vak\nvan de opvoeding zou kunnen worden. Het is waai\', dat over\nhet algemeen de meisjes op de tegenwoordige scholen weinig\nvoorbereid worden voor de pligten en werkzaamheden van den\nhuisselijken kring, waarin zij naderhand zich zullen bewegen;\nhet is .waar, dat geenc opvoeding ecne goede en doeltreffende\nkan genoemd worden, die den mercsch niet voorbereidt ongeschikt\nmaakt, om zijne bestemde plaats in de maatschappij op\nde best mogelijke wijze te bekleeden; het is waar, dat aankweeking\nvan belangelooze welwillendheid het hoofddoel voor\nde opvoeding der meisjes moet wezen; maar het was niet genoeg,\ndeze algemeene waarheden uit te spreken; ei\' had ook\ntevens aangetoond moeten worden, dat de vrouwen uit den\nbedoelden stand hare pligt en roeping niet kennen, of althans\ndaaraan niet beantwoorden, indien zij dit kwaad onverbeterd\nlaten voortduren; indien zij niet krachtdadig de handen aan\nhet werk slaan, om dit gebrek te verhelpen en te wijzigen, of\nom aan te vullen, wat onze schoolopvoeding verkeerds heeft, of\nwaarin zij niet voorziet. Van de middelen tot herstel, waardoor\neigenlijk de pligten der vrouw gekarakteriseerd zouden\nworden, vindt men hier bijna niets.\nVeel vollediger en practischcr is het hoofdstuk over kleeding\n\n[p. 684] ALBUM.\nen manieren. Gepastheid en overeenstemming is de grondregel,\ndie bij de kleeding zoowel als bij de manieren in acht genomen\nmoeten worden. «Eene verstandige beschouwing der\n«zaak moet iedere vrouw leeren, waar de grenzen zijn, die zij\n«zich moet stellen, en hoe zij het best zich zou kunnen klee-\n«den, dat hare kleeding geene opmerkzaamheid trekt, en in\n«overeenstemming is met haren stand, met haar voorkomen .\n>>met hare beschaving en manieren. Ook dit staat veel meer,\n«dan men gewoonlijk denkt, in verband met de vervulling van\n«hare gezellige , huisselijke en persoonlijke kleine pligten_"\nMaar hier zal de schrijfster, vreezen wij, wel vele dames ziende\nblind, en hoorende doof gevonden hebben. Te midden van\ndie eenvoudig practische opmerkingen en waarschuwingen trof\'\nons die bombasterige overdrevene tirade (bl. 83), zoo als er\ntrouwens in het werk wel meer aangetroffen worden, zeer\nonaangenaam: «Zie ginds op eenen afstand dat prachtige voor-\n«werp, met al de kleuren van den regenboog, met juweelen\n«en schitterende plooijen,\n»En bloemen, zoo schoon, als ooit Winder verkoos.\n»Een gouden diadeem bekroont het geheel, en vederen versier-\n«selen doen zwakke zilveren draden glinsteren en golven en\n«trillen bij elke beweging. Zeker bloeit daaronder een gelaat,\n«als van FLORA, en ZEPHYRUS sluit zijne wieken bij hare nadering\n(foei!). «Treed digter naar haar toe. Gij ziet geene gezond-\n«heid, geene jeugd, geene schoonheid ; maar zwakke hulpelooze,\n«ellendige vervallene grijsheid. Gij staart haar aan, en eene\n«huivering overvalt u, want de dood grijnst achter haar, en gij\n«hoort hem zegevierend uitroepen: «zij is de mijne\'"\nHoezeer er veel goeds in de twee hoofdstukken over het gezellig\nonderhoud moge bevat zijn, zoo hadden wij de schrijfster\nwel wat krasser en uitvoeriger willen zien te velde trekken\ntegen onze gedwongene theevisites, tegen onze lange dineis en\nsoupers, die bijkans alle middelen uitmaken, welke ons het gezellig\nonderhoud moeten bieden, en die, naarmate zij, zoowel\nten opzigte der schotels als der gasten, uit meer heterogene bestanddeelen\nzijn zamengesteld, naar die mate verderfelijker zijn\nvoor het ligchaam en meer verdoovend voor den geest, en naarmate\nzij meer het uitvloeisel van lastige convenancc en ijdele\npligtpleging kunnen geacht worden , naar die mate ook eminentere\ntoonbeelden opleveren van aanstekelijke gezellige ver\n\n[p.685] AT.BUM.\nveling. Doch welligt zijn deze in Engeland vermakelijker of\nwas de schrijfster zoo wijs en zelfstandig, om er zich aan\nte onttrekken en zich tot een kleiner getal van vrienden\nof tot haren huisselijken kring te bepalen. Daar althans\nschijnt zij regt tehuis te zijn , en daar schijnt haar het harte\nover te vloeijen van warme belangstelling. Daar maakt zij hare\nfijnste opmerkingen en daar geeft zij haren besten raad, én\nmeer dan een derde gedeelte van haar boek wijdt zij aan de\nbeschouwing der pligten , die de vrouw daar te vervullen heeft.\nEerst zijn het eenige onmisbare eigenschappen en deugden , die\nzij op den voorgrond stelt; daarna ontwikkelt zij de verpligtingen,\ndie zusters tegen elkander en tegen hare broeders te\nvervullen hebben ; vervolgens toont zij den band aan tusschen de\ndochter en de ouders, en de pligten, die daaruit voortvloeijcn,\nen eindelijk schroeft zij den pligt van welwillendheid, bedachtzaamheid\nen oplettendheid voor anderen in het huwelijk aan.\nLiefde voor anderen en zelfverloochening zijn de alpha en het\nomega van de geheele wetgeving, waaraan de vrouw hier onderworpen\nis en waardoor zij alleen gelukkig kan zijn en geluk\nkan verspreiden. Zekerlijk steekt dit in den tegenwoordige!)\ntijd zeer af van de stoute geloofsbelijdenis, waartoe GEORGE SAND\nhare geslachtsgenooten wil overhalen, en waarbij, in plaats van\nzelfverloochening, vrijheid van allen zedelijken en maatschappelijken\ndwang gevorderd wordt, ten dienste van de bevrediging der onbeteugelde\nhartstogten; waarbij, in plaats van onderwerping,\ngelijke regten als voor den man: in plaats van huissclijkheid en\ndeugd, dezelfde werkzaamheid, waartoe de man verpligt is, dezelfde\nroem, als waarvoor hij vatbaar is, en dezelfde ondeugden ,\ndie aan zijne natuur eigen zijn, geeischt worden. Ofschoon\nwaarschijnlijk eene zoo stoute eeredienst der onnatuur geene\nopenlijke belijdsters in ons vaderland te wachten heeft, zoo\nheeft toch zeker de lectuur van hare verderfelijke romans het\nvergif ongemerkt in menig hart uitgestrooid , waar het in stilt*\nzijne wortelen kan geschoten hebben. Wij zouden hiertegen\nde eenvoudige, duidelijke en gemoedelijke opvatting van de\nroeping der vrouw, zoo als Mrs. ELLIS die ons ontwikkelt, willen\nstellen, en de gifplant zou reeds zeer stevig geworden moeten\nzijn, indien zij daardoor niet geknakt werd.\nOfschoon in de volgende hoofdstukken juist niet de duidelijkste\norde in acht genomen is, zoo bevatten zij toch vele scherpzinnige\nopmerkingen en gepaste waarschuwingen, vooral tegen\n\n[p. 686] ALBUM.\neenige gezellige ondeugden, waaraan zoo vele vrouwen lijden ,\nzoo als luimigheid, waardoor de gril van het oogenblik tot den\nregel des gedrags wordt gemaakt; gemaaktheid, dat bedrog, die\ntastbare na\'aping van datgene, waarvan men den schijn aanneemt\nom daardoor bewondering of sympathie te verwerven;\nbehaagzucht, die eerste1 stap tot ontrouw en onzedelijkheid;\nslaafsche vrees voor de openlijke mecning en doodclijke angst\nom in hetgeen men fatsoen noemt te kort te komen, waardoor\nde welvaart en het geluk van zoo menig huisgezin vernietigd\nwordt, enz., enz.\nDoch wij eindigen, na al deze grieven tegen het vrouwelijk\nkarakter, met eene wezenlijk zeer menschkundige verdediging van\neenige zijner zwakheden: «Ja, het is naar het mensehelijke oordeel\n«de vergefelijkste, maar het is tevens de meest algemeene zonde\n«der vrouw, dat zij onophoudelijk in aardsche voorwerpen een\n«belang stelt, te groot voor haar geluk en door eene onverza-\n«delijke liefde wordt gedreven. Zij moge, zoo veel zij wil, naar\n»de toejuiching der wereld jagen, deze voldoet niet aan de be-\n«hoeften van hare ziel. Zij moet iets hebben, waarop zij als te\n«huis komt, een toevlugtsoord, zelfs bij den heldersten zonne-\n«schijn; een eigen altaar in den prachtigsten tempel. Zij kan\n»niet eene van de duizenden zijn , die op den stroom des levens\n«voortdrijven , onverschillig voor elkander. Eene eenzame eere-\n«plaats begeert zij niet. De wereld heeft geenc schatten, die zij\n«alléén zou willen bezitten. Dit is het ware karakter der vrouw;\n«het te huis, dat zij zoekt, is in de harten van hen, die door\n«genegenheid aan haar verbonden zijn. Zij weet, dat hare plaats\n«in die harten niet kan behouden worden zonder gedurige moeite,\n«en van daar de zorg, die zij besteedt aan dingen van gering\n«belang; zij weet ook, dat zij in sommige gevallen gevaar loopt\n»van te worden verjaagd door anderen; zij gevoelt misschien,\n«dat zij niet verdient alléén in het bezit van zulk eenen schat te\n«zijn, en van daar hare gedurige onrust en jalouzij. Het is mo-\n«gelijk, dat zij uit dat hart verbannen wordt; want de mensche-\n«lijke liefde is somwijlen verraderlijk; en van daar hare prikkel-\n«baarheid en de uitboezemingen van ligt geraakt gevoel, waar-\n«door zij de beschuldiging van bitsheid en wraakzucht op zich\n«laadt. \'\nNog vele dergelijke plaatsen zouden wij kunnen aanhalen.\nDoch genoeg om den wensch toe te lichten, dat dit bock nog\nin de handen van vele onzer vrouwen en meisjes moge komen\n\n[p. 687] AMIUM. \nen daar de plaats innemen van «oo menigen flaauwen roman,\nja zelfs van zoo menig overdreven godsdienstig geschrift. Het\nzal wel is waar noch door zijnen inhoud, noch door zijne taal\neenen hevigen schok in haar gemoed te weeg brengen, maathet\nzal haar menige waarheid op nieuws en levendig in haren\ngeest prenten, haar aan menigen pligt herinneren, dien zij tot\nnog toe verzuimd hadden; haar op menige goede eigenschap en\ndeugd opmerkzaam maken, wier gewigt en invloed op haar\neigen geluk en dat van anderen zij nog niet zoo duidelijk besefd\nhadden. Zij zullen daaruit de overtuiging kunnen verkrijgen\n, dat zij langs eenen eenvoudigen practischen en daarom\nzeer natuurlijken weg beter en zekerder aan het doel haars\nlevens kunnen beantwoorden, dan door allerlei overspannene\nen gcdwongene maximes aan te kleven en op te volgen , die\naan hare natuur niet eigen zijn, die zij daaraan slechts voor\neenigen tijd kunnen opdringen, maar die nimmer haar eigendom\nzullen worden , en daarom ook niets dan ziekelijke vruchten\nkunnen voortbrengen.\nWij zouden den uitgever, indien dat gebruikelijk was, dank\nkunnen zeggen voor de bijdrage, die hij tot bevordering der zedelijkheid\nvan onze vrouwen geleverd heeft, maar vreezen, dat\nook minder de zedelijke strekking, waarom het bij de boekannonces\naangeprezen werd, dan wel eene meer materiele reden\nhem tot de uitgave daarvan zal bewogen hebben. Wij meenen\ndie vrees te kunnen regtvaardigen, wanneer wij het lezend\npubliek herinneren , dat diezelfde uitgever, die Mrs. ELLIS bij\nons geïntroduceerd heeft, om onze vrotiwen en meisjes te leeren,\nhoe zij deugdzaam, lief en huisselijk moeten worden, onze\njongelui door AWSWOBTH laat leeren stelen, rooven en moorden\nen hun in JACK SUEPPART de itlealisalie zal geven van galg en\nrad. Wij willen dus liever den uitgever opmerkzaam maken ,\ndat noch de druk, noch het papier, aan die eischen van sierlijkheid\nen fijnen smaak voldoen, die in een boek, dat uitsluitend\nvoor vrouwen bestemd is, wel in acht genomen hadden\nmogen worden.\nOok de vertaling laat nog al iets te wenschen over. Zij is vaak\nstroef en gedwongen, gerekt en slepend, slordig en ongrammaticaal\n; zoo als pag. 89 : »Helaas! helaas ! dat onze vrouwen het\nnimmer hebben uitgevonden, dat zij zenuwen hadden!" Pag. 9:\n«Waren dezelfde personen vroeg gewend aan ligchamelijke in-\n))spanning, vlug en vrolijk op zich genomen, bij den eersten\n\n[p.688] ALBUM.\n»wenk, zonder vooraf te vragen , of die inspanning aangenaam\n«zoude zijn, of niet, dan zou zij zelve een genoegen zijn gewor-\n»den, en de weldadige oogmerken, waaraan zij dienstbaar kon\n«worden gemaakt, bronnen van het hoogste genot." Soortgelijke\nstroefheden en nog ergere onnaauwkeurigheden in taal en stijl\nvindt men in menigte, zoo als blz. 2 , r. 1 1 , enz.; blz. 29,\nr. 8, enz.; blz. 31 (bijna geheel); blz. 33, r. 23, enz.; blz. 36,\nr. 5, enz.; blz. 38, r. 19, enz., enz.\nWij willen hopen, dat de heer SYBRASDI, indien dit werk\nnog meerdere editiën bij ons mOgt beleven, zich wel, uit galanterie\nvoor de Dames en uit liefde voor onze taal, met eene\nstrenge en naauwkeurige revisie zal willen belasten, of, zoo\nhij zelf daartoe noch opgewektheid, noch kracht mogt gevoelen,\nze dan veel aan een«n anderen zal willen opdragen.”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
In this reception

No persons found

Via received works
The women of England, their social duties, and domestic habits Sarah Stickney Ellis