*Art. in Vaderlandsche Letteroefeningen ARTICLE

Title *Art. in Vaderlandsche Letteroefeningen
Is same as work *Art. in Vaderlandsche Letteroefeningen
Author Hendrik Willem Theodorus Tydeman
Reference
Place
Date 1872
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['HOoms (link + codes) XEX 235; XNFX 235; \n\n[p. 235]\n\n De familie Guldenarm. Vrij naar het Engelsch, door Agatha. Te Haarlem, bij De Erven F. Bohn. (1870).\n\nIn dezen kleinen roman (nog geen 200 bladzijden klein octavo) komen onderscheidene goedgeteekende, en ik zou wel willen zeggen, ware karakters voor. Ik kan de lezing van dit boekske veilig aanraden, men zal het met genoegen doen. Natuurtafereelen, of - studiën komen er niet in voor, en uitvoerige schetsen van onderscheiden kleine bijzonderheden, die ter zake niet dienen, evenmin; de auteur is sober geweest in die zaken: maar eene flinke, zuivere teekening van de sprekende en handelende personen wordt ons op een boeiende en onderhoudende wijze meegedeeld. XEX\n\nVolgens den titel is de auteur niet bekend. Die heeft zich zelfs niet onder het doorschijnend masker van een pseudoniem te raden gegeven, zooals de goeje vertaalster; maar het zou mij erg verwonderen, als niet eenmaal bleek, wanneer de anonymieteit wordt opgeheven, dat eene vrouw de auteur is van dit werkje. Mij dunkt dat is eene aanbeveling te meer; vooral wanneer er zooveel vrouwen ten tooneele verschijnen als hier, en waaronder degelijke en coquette, zich-zelve-verloochenende en valsche, maar ook heel lieve en beminnelijke dames voorkomen. XNFX\n\nWat ik minder aantrekkelijk vond in het belangrijke verhaal.\n\t\n[p. 236]\n\t\n\nis, dat er tweemalen een soortgelijke omstandigheid in voorkomt van een jong paar, dat veel van elkander houdt, maar dat dit toch zoozeer verbloemt ja bedekt en bijna ontkent, dat er eene verwijdering het gevolg van is. In beide gevallen komt hier de zaak gelukkig weer terecht; maar zulk eene voorstelling tot tweemalen toe, in zoo klein een verhaal, pleit niet zeer voor de vinding van de(n) auteur. Die zelfde aanmerking mag gelden bij het willen aanwijzen van een codicil. De oude doctor Guldenarm, wil dat vertellen en wijzen aan zijn oudste dochter mevrouw Geer, maar een hoestbui belet den man met spreken voort te gaan en hij sterft zonder het te hebben kunnen zeggen. Maar mevrouw Geer wist het nogthans. Jaren geleden was zij, door nieuwgierige onbescheidenheid, er achter gekomen, dat haar vader eene voordochter zijner tweede vrouw als zijne eigene dochter liet medeërven; maar dat codicil was bij vergissing door hem gelegd tusschen het leer en het schutblad van de portefeuille waarin het testament geborgen was. Toen nu na den dood van Dr. Guldenarm het testament gelezen werd, was dat codicil niet gevonden en - zij zweeg er van, en kwam daardoor in het bezit van een grooter gedeelte geld en goed dan haar eerlijk toekwam. Jaren later echter begrijpt zij de noodzakelijkheid van dat codicil te moeten vinden, en heeft daartoe, door een van de getuigen half gedwongen, dan ook werkelijk het voornemen - maar zie, reeds in het huis zijnde waar die ontdekking geschieden moest, krijgt ze weer een aanval van beroerte, zooals ze nog eens had gehad, en ze lijdt nog zes weken lang, maar kan, met een vertrokken gezicht, verlamd en misvormd door een herhaalden aanval, onmogelijk te kennen geven wat ze zeggen wilde en sterft zonder haar geheim te hebben kunnen openbaren: dus even als haar vader zelf. Voor een roman is daarin te groote overeenkomst.\n\nOm van vele andere punten te zwijgen! Er komt een persoon voor in dit boek, die, hoe vluchtig ook geschetst, toch de geheele aandacht van den lezer boeit, namelijk Ned Blackmere of Engelsche Ned, een ruwe, leelijke, lompe zeeman, maar met een edel hart. Zijne goedheid en verdraagzaamheid voor zijne dronke verdierlijkte vrouw, welke hij, valsch, beschuldigd wordt vermoord te hebben, steekt helder af tegenover de boosheid van hart en de listige intriges, die de kenmerken uitmaakten van mevrouw Geer, met haar lief gezicht en keurige kleeding,\n\t\n[p. 237]\n\t\n\nen fijne vormen en aanzienlijken stand. De eerste was als een ruwe diamant, de andere als een gepleisterd graf of als een valsch juweel. Zij dacht alleen aan, leefde alleen voor zich zelve. Hij had geleerd voor anderen te leven en te sterven; en, hoe klein en onbeteekenend, naar zijn rang in de maatschappij, hij had geleerd groot te wezen in zelfverloochening, welke ieder ander bewonderde, maar die hem tot eene tweede natuur geworden was.\n\nRosendaal.\n\nTydeman.']
In this reception

No persons found

Via received works
*Translation of: *De familie Guldenarm Reynoudina de Goeje