Notes |
['[245]\n"Het liberalisme in Kerk en Staat vond toen zijne sterkste echo in de woorden, die uitgingen van den Amsterdamschen hoogleeraar P. Burman en de vrienden, die hij op zijn buitengoed Santhorst placht te ontvangen 3) . Tot zijn ‘kuddeken,’ de gemeente der ‘Toleranten,’ bekende zich ook Betje Wolff 4) ; ja, zij werd er de voorvechtster van door de uitgave van een gedicht (1772), getiteld: De onveranderlijke Santhorstsche Geloofbelijdenis in rijm gebragt door eene zuster der Santhorstsche Gemeente. Ter drukkerij van \n \n[246]\nhare Koninglijke Majesteit Reden. Daarin werd zoowel vrijheid van geloofsovertuiging afs verdraagzaamheid op elk gebied gepredikt. Maar dit was het juist, wat ergernis wekte, en men had reeds geroepen:\n\n ‘De Kerk, de waare Kerk, de Kerk is in gevaar!’ \n[...]\nElisabeth Wolff had zich reeds onder die toleranten zoo berucht gemaakt, dat zelfs Burman niet gediend was van het praatje, dat hij ‘met de fameuse Juff. Wolff als t\'saamenspande;’ alle medeweten aan de Geloofsbelijdenis ontkende en zelfs uitdrukkelijk verklaarde, dat hij ‘met gemelde Juffr. Wolff nooit eenige familiaire ommegang gehad’ had of verlangde te hebben, met nog eenige hatelijke uitdrukkingen"\n\n[note]\n4) Zoo noemt zij zich in een brief van 14 Februari 1774 (In Gallandat Huet\'s hierboven aangehaald werk, bl. 52) ‘vrye Zélandaise, en Suster van De Santhorstsche Kerk.’ Elders, in een brief van 24 Jan. 1777, noemt zij zich: ‘van het Hulshofze geloof.’ Zie Nederland, 1879, no. 6, bl. 150.']
|