*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Author J. van Loenen Martinet
Reference
Place
Date 1882
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p. 371]\r\n“Fantasie en Waarheid. Verhalen en Schetsen van\r\nAnna van Hage. Bij P. N. van Kampen en Zoon, te\r\nAmsterdam, 1882.\r\n\r\nDit boekje is een eersteling; \'t is thans reeds eene erfenis geworden.\r\nEen roman van dezelfde hand is, naar bericht werd, ter\r\nperse *; hij zal met dezen bundel verhalen en schetsen: "Aan Zee" —\r\n"De Kreupele" — "Twee Eantasiën" — "Hier en Ginds" —\r\n"Onherstelbaar" — de letterkundige nalatenschap der jonggestorven\r\nschrijfster uitmaken.\r\nDé kleine Hugo in "Onherstelbaar" wenschte, dat zijne moeder\r\nook van zijn haar een vlokje mocht bewaren bij de haarvlokjes van\r\nzijn gestorven broertje en zusje. En toen hij bij zijn vader op schoot\r\nzat, en deze hem vroeg of hij eigenlijk niet te groot was voor een\r\nschootkindje en wat de jongens op school wel zouden zeggen, wan-\r\n1 Na het schrijven dezer bladzijden verscheen eene novelle van Anna van\r\nHage: "Esther Burgers".\r\n\r\n372 BIBLIOGEAPHISCH ALBUM.\r\nneer zij het zagen; — en meende, dat dit dé laatste maal moest wezen,\r\n"de laatste avond hoor!" — toen lachte het kind en zeide hij nog\r\neens zacht en fluisterend: "de laatste avond." En \'t was de laatste\r\nkeer, "de laatste avond": — een paar dagen later was het knaapje\r\ngestorven, en zijn vroege dood geeft aan dien kinderlijken wensch en\r\ndat kinderlijk gefluister de beteekenis van een droevig voorgevoel.\r\nMen is geneigd in den zachten weemoed, welke over deze\r\nbladzijden ligt; in het teeder, dikwijls week gevoel, dat er uit spreekt,\r\nhet voorgevoel der jeugdige schrijfster van haar vroegtijdigen dood\r\nte zien. Zij teekent het met eenige voorliefde in de personen,\r\ndie zij voor den lezer opvoert. Zóó, in het eerste dezer verhalen en\r\nschetsen, waaruit haar ontluikend talent het best wordt gekend.\r\nPaul en Lida zaten te zamen aan het strand. "De zee kabbelde\r\naan hunne voeten. De golven ruischten zacht en vreedzaam. Het\r\nwas avond: de zon daalde neer in zee en deed een lang gouden\r\npad op het water schitteren, terwijl zij nog de toppen der heuvelen\r\nverlichtte. Zilveren wolkjes kleurden den blauwen hemel en de\r\nbleeke maan rees weifelend omhoog, alsof zij beschaafd was hare\r\nzachte en nederige pracht ten toon te spreiden na hare schoone en\r\nschitterende voorgangster."\r\nPaul is een stadskind, in weelde grootgebracht; Lida een arm\r\nvisscherskind der badplaats, waar Paul met zijne moeder toeft.\r\n""Misschien ware het beter voor ons beiden, zoo ik ook een\r\nvisscherskind was als gij," " meent Paul.\r\n" "O neen, Paul!"" antwoordt Lida.\r\n"En nu rollen de tranen over hare wangen. " "Ik ben blij dat\r\nhet niet zoo is, want dan zoudt gij telkens op zee zijn, en mij alleen\r\nlaten, en ik zou zoo angstig wezen en zoo bang." "\r\n" "Ik dacht dat gij zooveel van de zee hieldt, Lida?" "\r\n" "Dat doe ik ook; heel veel, o zoo veel! De zee is mijn\r\nbeste, mijne trouwste vriendin. Ik vertrouw haar mijne geheimen\r\nen zij doet mij hare verhalen. Zij vertelt mij van schoone, krachtige\r\nvisschersknapen die haar vol blijdschap en vreugde bevoeren\r\nen zich zoo moedig aan haar toevertrouwden. Maar de stormen\r\nkwamen, het onweder woedde en zij met hunne scheepjes werden\r\nvoor altijd verzwolgen door de woeste baren. Arme knapen!""\r\nging zij half droomerig voort, " "zoo gij gelukkig waart, zoo gij nog\r\nouders of zusters hadt moet het zeer hard voor u geweest zijn te\r\n\r\nBIBLIQGRAPHISCH ALBUM. 373\r\nsterven in de woeste zee; maar zoo gij ongelukkig waart, zoo gij\r\nniemand hadt om u lief te hebben en voor u te zorgen, dan zal\r\nde zee u eene toevlucht hebben geschenen, waar gij een zachte\r\nrustplaats vond. De zee schenkt rust in hare rustelooze wateren —\r\nrust in den dood.""\r\n""Zoudt gij gaarne in de zee uwen dood vinden Lida?"" vroeg\r\nPaul.\r\n"Zij zag hem aan met een zachten glimlach. " "Ik ben gelukkig,\r\nik heb u. Waarom zoude ik willen sterven? Oneindige zee!" " —\r\nzij doopte hare hand in de golfjes en staarde met hare diepe, weemoedige\r\noogen ver, ver weg, — " "dek zacht uwe dooden. Gij\r\nzijt een onmetelijk graf, waarin ook ik gemakkelijk rust zou kunnen\r\nvinden, wanneer ik ongelukkig was." "\r\n"Paul luisterde naar hare woorden en na eenigen tijd zeide hij:\r\n""Lida, ge moet niet meer over den dood spreken: wij zijn nog\r\nzoo jong en willen nog lang leven.""\r\n" "Zoovelen waren jong en zijn toch gestorven," " zeide Lida zacht".\r\nZoo spreekt ook Lida haar voorgevoel uit van den droeven vroegtijdigen\r\ndood, die haar aan datzelfde strand wachtte. De meegedeelde\r\nbladzijde wordt gekenmerkt door eenvoud en gevoel; en deze ontbreken\r\nnergens in dit bundeltje. Dat echter deze wijze van gevoelen en\r\nschrijven ook eene keerzijde heeft, behoeft geen betoog. Staan tegenover\r\nde eigenschappen die haar te voorschijn roepen, geen andere, die\r\nkrachtiger toetsen weten aan te brengen en voor overgevoeligheid\r\nvrijwaren, dan blijft haar schaduwzijde niet lang verborgen. Of\r\nwordt van het aantrekkelijke dat bovenstaand tafreeltje biedt, niet\r\nveel weggenomen, wanneer de lezer weet dat deze Lida een twaalftal,\r\ndeze Paul pas vijftien jaren telt? —\r\nHet was een onherstelbare slag, toen Hugo, het jongske waarvan\r\nin het laatste stukje sprake is, het eenig overgebleven kind, met al\r\nde zorgvuldigheid der teederste, eener ietwat ziekelijk angstvallige\r\nliefde opgekweekt, gestorven was. Waarom was die slag gevallen?\r\n"Waarom was dat kind geboren, en waarom gestorven ?" dus\r\nvraagt de schrijfster aan het einde van haar verhaal. Zij schept er\r\neen weemoedig behagen in bij die vraag stil te staan en bij de andere\r\nvragen, die er vanzelf uit voortvloeien:\r\n"Waarom mogen sommige ouders al hunne kinderen behouden,\r\nen moesten deze hun eenig kind, hun ooilam verliezen? Was dat\r\n\r\n374 BIBLIOGRAFHISCH ALBUM.\r\nkind alleen ter wereld gekomen om na een korte vreugde, een kort\r\ngeluk, eene onherstelbare droefheid te veroorzaken, eene onvulbare\r\nleegte achter te laten? — Werd het hun ontnomen omdat zij hun\r\nhart te veel aan hem gehecht hadden? Om de ouders de broosheid\r\nen de kortstondigheid van alle aardsch geluk en aardsche banden\r\nte doen gevoelen?"\r\n"Zou het dan geleefd hebben en gestorven zijn, alleen voor dé\r\nouders en niet voor hem zelven ? Had dan ook hij geene talenten\r\nen gaven die moesten worden ontwikkeld, geene gebreken die bestreden\r\nen deugden die te voorschijn moesten worden geroepen ? —\r\nEn toch stierf hij, even als duizenden anderen, onbewust van deugd\r\nen ondeugd, van zijne waarde en zijne bestemming als mensch —\r\nbijna onbewust van zijn bestaan."\r\n"Dat zijn de groote raadselen dezes levens. Nauwelijks hebben\r\nwij voor ons zelven het eene raadsel opgelost: ""Waartoe zijn wij\r\nmenschen, die werken en onze medemenschen tot vreugde en hulp\r\nkunnen zijn, geboren,"" of een ander, veel grooter raadsel doet zich\r\naan ons voor: ""waartoe worden kinderen geboren, die kort na de\r\ngeboorte als kinderen naar lichaam en ziel sterven?"" — Wie zal\r\nhet ons zeggen ?"\r\n"Zal de eeuwigheid ons eenmaal rekenschap afleggen van de gestorven\r\nkinderen? Zal de eeuwigheid, hoedanig die dan ook wezen\r\nmoge, maar die toch zeker eenmaal aanbreekt, de duistere, verborgene\r\neeuwigheid, die ons na dit leven wacht, eenmaal licht geven\r\nin deze duisternis?"\r\n\'t Is de laatste bladzijde van dit boekje, dat ge niet lezen kunt\r\nof \'t is, -alsof telkens een gelaat met een paar peinzende, droomerig\r\nstarende oogen, met een droefgeestigen glimlach om de lippen, u\r\ndaarbij aanziet. Rijper denken en rijker ervaring kan ons eerst verlossen\r\nuit de altijd eenigszins sentimenteele sfeer, waarin dergelijke\r\nraadselen den geest pijnigen. Dan rijzen er raadselen van meer\r\nalgemeenen aard voor den denkenden geest, waarmee vergeleken, deze,\r\nvan zoo bijzonderen aard, veel van hun beteekenis verliezen. Doch\r\neen gevoelig hart kent lichtelijk den tijd, van korter of langer duur,\r\nwaarin het, hoewel smartelijk aangedaan, toch met eenig welgevallen bij\r\ndeze en dergelijke vragen peinzend stilstaat. Tenzij men als een dier\r\ngeniën is ter wereld gekomen, wier aangeboren kunstenaarsziel, naar\r\n\'t schijnt, onmiddellijk den kunstvorm schept, die hun in staat stelt\r\n\r\nBIBLIOGKAPHISCH ALBUM. 375\r\neene onsterfelijke gestalte te geven aan de gevoelens en gewaarwordingen,\r\ndie bestemd zijn ook bij hen voor rijper levenservaring te zwichten,\r\nkan de kunstenaar dien tijd eerst nadat hij hem is te boven\r\ngekomen, in beelden weergeven, wier objectieve kunstwaarde er een\r\nonvergankelijk leven aan verzekert. De vraag of Anna van Hage\r\neene toekomst zou zijn te gemoet gegaan, die dergelijke verwachtingen\r\nin vervulling zou brengen, blijft thans onbeantwoord. De\r\nzorgvuldige liefde, die zij blijkbaar aan haren letterkundigen arbeid\r\nheeft gewijd, kon veel van haar doen verwachten; bij hare levendige\r\nverbeelding en haar fijngevoelig gemoed zoude zeker de nauwgezetheid\r\ndier liefde niet met onvruchtbaarheid zijn geslagen. Doch wie\r\nheeft geen oog voor de bekoorlijkheid der jonge bloesemknop, ook\r\nvóór zij nog tot volle ontplooiing is ontloken?"\r\n\r\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))\r\n\r\nStandardizingsvdfeb14 [test - vorige wel even laten staan]\r\n\r\nAbstract:\r\n-\tYes\r\n\r\n\r\nJudgment/evaluation :\r\n-\tPositive \r\n\r\nAttitude of the critic toward the author:\r\n-\tGalant']
In this reception

No persons found

Via received works
Fantasie en waarheid, verhalen en schetsen Anna Christina Steinmetz