*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Part of work
Author Unknown journalist (to be identified)
Reference
Place
Date 1875
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['HOoms (codes) XCCMX 381; XNFX 382\n\nJournalist: v. E.\n\n[p.380]\n“In \'t vrije veld: Brieven van een landmeisje aan jonge\ndames, ingeleid door Dr. D. J. Ooster. Amsterdam,\nO. L. Brinkman.\n\nBinnen en Buiten, door H. Witte. Haarlem, Kruseman\nen Tjeenk Willink, 1874.\n\nEr is een genre van populaire natuurbeschrijving, dat tegenwoordig\nvele beoefenaars telt: het schetsmatig, in den vorm van vertrouwelijk\ngesprek behandelen van enkele onderwerpen , hier en daar\nuit den rijken voorraad gegrepen. De beoefenaars van dit genre\ntrachten te gemoet te komen aan den wensch van velen, om toch\niets van de natuur te weten, zonder gedwongen te zijn de gewoonlijk\ndroge en weinig aantrekkelijke leerboekjes te doorworstelen. Zij\nschrijven voor een publiek dat anders wellicht nooit te bewegen zou\nzijn tot eene nadere kennismaking met de natuur, en zoo zij slechts\neenigzins den juisten toon weten aan te slaan, zullen zij voorzeker\nnut stichten, en — zij \'t dan ook enkele — lezers opwekken om\nzich meer bijzonder aan de natuurstudie te wijden.\nHun taak is niet zoo gemakkelijk als men wellicht oppervlakkig\nzou meenen. In de romanliteratuur wordt de natuur doorgaans\nbeschouwd als bijwerk, als de decoratie van het tooneel, waarop de\nmensch zijne rol speelt; de groote meesters dezer literatuur weten\nde natuur op geniale wijze weerklank te doen geven op de menschelijke\nhartstochten, maar voor hen blijft de mensch steeds hoofdpersoon.\n— De roeping van den populairen natuurbeschrijver is\ndus in zekeren zin de aandacht voor een wijl af te wenden van het\ntooneel der menschheid en die te vestigen op de decoratiën van\n\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM. 381\ndat tooneel. Zijn tafereel mist daardoor de bezieling, die het werk\ndes romanschrijvers kenmerkt: het spreekt meer tot het verstand\ndan tot het gemoed, en daarom tracht hij in de inkleeding van\nhet onderwerp dat gemis eenigzins te vergoeden en de beschouwing\nder natuur nu en dan met het gemoedsleven ineen te\nweven, of tooneelen uit het dagelijksch leven tot aanloopjes te\ngebruiken.\nWij stellen hem daarom niet al te hooge eischen. Hij moet de\nzaken, waarvan hij spreekt, goed en helder hebben gezien, zonder\nzoo geheel en al in hare studie te zijn opgegaan, dat hij de nederige\neischen van onkundigen niet meer gevoelt. Hij moet vooral in het\neerste enthusiasme der waarneming reeds dadelijk aan het schrijven\ngaan, en juist dan zal hij het meest de gaaf bezitten, anderen te\nboeijen. Wacht hij langer, dan zal zijn werk wellicht degelijker en\nsystematischer worden, maar niet meer "in de harten dringen en\nzielen veroveren".\nDaaraan hebben de populaire natuurbeschrijvingen van Bernardin\nde St. Pierre, Göthe en von Humboldt haren grooten opgang te\ndanken gehad, dat zij geschreven zijn onder den eersten indruk\nvan de natuur op den bewonderenden geest.\nDe Brieven van het Landmeisje zijn geschreven in een dergelijk\njeugdig enthusiasme XCCMX: zij behandelen de Botanie al spelende, en\ngeven op deze wijze van talrijke onderwerpen uit haar gebied oppervlakkige,\nmaar aangenaam mgekleede schetsen. De plant en\nhare voornaamste deelen, ontkieming, wei- en bouwlanden, granen,\nmeel, brood, aardappelen, koolzaad, vlas, bloembollen, waterplanten,\nboomen, boschplanten, mossen, doornen en distelen, moes- en bloemtuin:\nzietdaar eenige der voornaamste onderwerpen. — De vier\nlaatste brieven zijn van veel later dagteekening dan de eerste. Een\ntijdperk van zeven jaren ligt tusschen beide. Er is ook een andere\ntoon, een andere geest in; \'t zijn de woorden van den volwassene,\ndie zich in de kinderjaren terugdroomt, maar ernstig en bedenkelijk\nook een blik wijdt aan onzen tijd met zijn Darwinisme, overbeschaving\nen kunstzin-veredelingswoede.\nDe losse gedachten van de schrijfster pleiten voor veel gevoel en\nnadenken en zijn meestal zeer goed aan de onderwerpen verbonden;\nhier en daar geven zij mij den indruk alsof haar vrije, dichterlijke\ngeest zich noode heeft kunnen paren aan de wetenschap en de\n\n382 BtBLlOGRAPHISCH ALBUM.\nprentjes der leerboeken. Sommige onderwerpen daarentegen* gelijk\ntuinbouw en bloemencultuur, zijn door haar met zekere voorliefde\nbehandeld, en dit zijn de beste gedeelten van het werkje, waarin\nhare oorspronkelijkheid het meest voor den dag komt. Mijns inziens\nis ook hier het terrein, waarop de Botanie van vrouwen op hare\nplaats is XNFX. Aanleg van den tuin, kennis van sierplanten^ ooftsoorten;\nmoeskruiden en geneeskrachtige planten, het leeren kennen van\nbloemvörmen; zoowel uit Onze streken als uit den vreemde, het\ntoepassen dier aanschouwing in kunstwerken, — zietdaar de Botanie\nder Vrouw. Wel mag ook zij niet onbekend blijven met de voornaamste\nen meest ontwijfelbare uitspraken der wetenschap, maar\nhare wetenschap is toch eigenlijk eene geheel bijzondere : het is de\nwetenschap van kleuren en geuren, van alles wat bij het aanschouwen\nder planten ons het eerst boeit, ons liefelijk en aangenaam is,\nIk ken vrouwen, voor wie het Botanioal Magazine en de More des\nSerres et des Jardins de l\'Europe of andere minder kostbare plaatwerken\nware huisboeken zijn, — en ik acht dit genoegzaam om de\nrigting aan te wijzen, waarin de vrouwelijke plantenstudie zich\nbewegen moet.\nHetgeen door de schrijfster van de zuivere wetenschap is overgenomen,\nis voor dit werkje overgenoeg. Hare beschouwingen over\nden aanleg van tuinen en bloemperken en over den wansmaak,*\ndaarin gebracht door te ver gedreven kunstzin, zijn zeer behartigenswaardig\nin onzen tijd, die zoo ziek is aan overdrijvingen. Alleen\nhad ik gaarne gezien dat de waarlijk voortreffelijke tuinstijl van\nLe Nótre niet zoo laag in hare achting stond. — Versailles blijft\naltijd een der beide groote idealen, die de kunst op het landschap\ntoegepast, zich heeft voorgesteld, en den symmetrischen tuinstijl\nacht *k in sommige omstandigheden verkieselijk boven den natuurlijken.\nOok ik ben geen bewonderaar der rechtlijnige Noord-Hollandsche\ndorpen, maar ik vraag of daar, in die omgeving kleine\nEngelsche slingertuintjes voor een fijn kunstgevoel niet veel schokkender\nzijn dan de rechtlijnige en symmetrische tuinstijl, en of men\nbij den aanblik der opene en ongezellige tuintjes onzer moderne\nvilla\'s niet huivert van zulk een onnatuurlijke natuur?\nDe schoonheidsleer in het plantenrijk is een zeer uitgebreid en\nvruchtbaar onderwerp, en ik wenschte wel dat de schrijfster, die de\ngave van stijl en taal bezit, zich aan dit onderwerp bleef wijden,\n\nBlBLIOGRAPHïSCH ALBUM. 383\nen ons daarover nog meerdere brieven wilde schrijven. Zij zullen,\nook zonder inleiding, welkom zijn.\nZijn de brieven van het Landmeisje vol losse gedachten, vaak\nook buiten het gebied der natuurstudie en sprekende tot het gemoed,\nhet boekje van Witte is meer realistisch en geeft ons leerzame\nbeschouwingen over cactussen, terrariums, uitwaseming der\nplanten, bekerplanten, het nut der bosschen, over varens, boomen\nen waterplanten; — fragmenten zoo ge wilt, — maar die elk eene\nzekere volledigheid bezitten. Vooral het hoofdstuk "Varens" is zeer\nlezenswaardig en de herinnering aan het nut der bosschen kan niet\ngenoeg herhaald worden.\nDe schrijver is algemeen gunstig bekend wegens zijn aangenamen\ngemakkelijken toon en de vaardigheid, waarmede hij de uitkomsten\nder wetenschap den volke weet te verkondigen. Hij heeft zich dit\nterrein ter bearbeiding gekozen en arbeidt veel en met ijver. Hij moge\nlang arbeiden en veel schrijven, zijn werk zal niet verloren zijn.\nHet kweekt gezonden zin, kalmte en vrede, en hoe meer dergelijke\nnatuurbeschouwing lezers vinden, hoe meer afbreuk zal worden gegeven\naan eene literatuur, even hol en ledig als het brein harer\nbeoefenaars en beoefènaarsters en die door overdreven voorstelling\nvan menschelijke hartstochten en ellenden de jeugdige hoofden ongeschikt\nmaakt voor eene eenvoudige, heldere opvatting der natuur.\nDe schrijver zegt het zelf: "Het is inderdaad opmerkelijk, hoe\nweinig er soms maar noodig is om den mensch gelukkig en door\nen door te vrede te maken", — en om tot dien toestand te komen\nis een kalme beschouwing der natuur zeker een der beste middelen.\nDe aangename wijs waarop de schrijver zijne onderwerpen behandelt,\nmaakt aanloopjes als voor het 7de stukje overbodig. Om\nde lezers tot de wonderen der waterplanten in te leiden, is geen\nverhaal van een flauwe kwajongensstreek noodig. — Eene overeenkomstige\nopmerking geldt ook het Landmeisje, waar zij, in een harer\nlaatste brieven, tegen de overbeschaving te velde trekt door de persoon\nvan een jong meisje, dat geen handschoenen wil dragen. De\nhemel gave dat het overoud gebruik van handschoenen het ergste\nverschijnsel onzer overbeschaving ware!\nEen zonderlinge schrijfwijze, door Witte in zijn werkje aangenomen,\nis het gebruik van de woorden erop, eraf, lever, enz. in plaats van\ner op, er af, te ver; onwillekeurig legt men den klemtoon op de\n\n384 BIBLIOGRAFHISCH ALBUM.\neerste lettergreep en leest een onverstaanbaar woord. Is het den\nschrijver te doen om de spreektaal als schrijftaal te bezigen, bij\nschrijve dan liever "dërop", "dëraf", of korter "drop", "draf",\ngelijk wij dit dagelijks hooren.\nIk wil echter mijne kleine opmerkingen omtrent beide werkjes\nniet verder uitbreiden, daar de algemeene geest mij uitmuntend\nvoorkomt, en ik ze in veler handen wensch tot opwekking voor\neene nadere kennismaking met de natuurstudie, die nooit is uitgeput\nen iedere moeite, aan haar besteed, rijkelijk beloont.”\n\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
In this reception

No persons found

Via received works
In het vrije veld. Brieven van een landmeisje aan jonge dames Amy Geertruida de Leeuw